Tovenaarsleerlingen

Ranti Tjan
Ai Weiwei, BAMBOO AND PORCELAIN (2008)

Met mijn huidige echtgenote mag ik graag naar muziek luisteren. Zij is hooggeschoold en werkzaam in de muziek, maar als leek ben ik onmachtig met haar over noten en partituren te praten. We beperken ons gesprek dan ook tot de bijdrage van een musicus en nog leuker, de typologie van musici.

Wie een orkest uit de bus ziet stappen kan zonder moeite de violisten onderscheiden van de blazers of de slagwerkers. De strijkers zijn groepsdieren, houden van samenspelen en ze kunnen goed luisteren. Ze vinden het normaal om volstrekt synchroon te strijken en in de groep kunnen ze wegduiken of in het wiel van een collega gaan zitten als ze een mindere dag hebben.

De blazers die lekker met z’n allen achter in de bus zitten te keten, zijn individualisten en in staat om de druk van een solo te weerstaan. Als een blazer een foute noot speelt dan hoort iedereen dat. Nog belangrijker zijn de slagwerkers. Soms doen ze een half uur niks en dan een enkele slag. Is die verkeerd getimed dan valt het hele stuk in duigen.

De lezer begrijpt dat al deze inleidende woorden bedoeld zijn om de tentoonstelling Lerets magi, te zien in Gl Holtegaard, een kunstinstelling net buiten Kopenhagen, te framen. Een groepstentoonstelling is als een mooi orkestwerk, uitgevoerd door musici die strak in de maat spelen.

De tentoonstelling Lerets magi, samengesteld door ceramist Karen Harsbo en kunstenaar Alexander Tovborg (1983), opent met Bamboo and porcelain van Ai Weiwei (1957). Het is een werk dat ingaat op de titel van de tentoonstelling. Zes Chinese vazen staan op de grond. In iedere vaas staat een bamboestok die een zelfde Chinese vaas tegen het plafond gedrukt houdt. Het effect is magisch, alsof zes satéstokjes en twaalf vazen het hele plafond van instorten behoeden. De gehele opstelling vraagt om voorzichtig te manoeuvreren tussen de zes bamboestokken.

Dezelfde voorzichtigheid gebiedt het grasperk vlak voor de ingang. Clare Twomey (1968) heeft gebroken borden in het grasveld gelegd, honderden, waarvan het glazuur schittert in het zonlicht. Die borden lijken gekocht te zijn op de plaatselijke rommelmarkt, er ligt van alles door elkaar en allemaal in scherven. Als puzzelstukjes grijpen ze in elkaar.

David Cushway laat een video zien waarop, in vertraging, een waterkan in vier minuten naar beneden valt en in tientallen stukken uiteenspat. Een andere video is van Alexandra Engelfriet (1959) die door de modder kruipt. Het is een van de vele fascinerende beelden in deze tentoonstelling. Engelfriet – een Nederlandse kunstenaar – heeft een prachtig stuk Nederlands kleilandschap gevonden, Ameland, waar ze duikt en zwemt in de klei. Daarmee vervormt ze het landschap en zowel haar bewegingen als de veranderende kleimassa intrigeren van minuut tot minuut.

De voorzichtigheid komt terug in het werk van Grayson Perry (1960). Hij schildert machinegeweren met daaronder de tekst ‘there are too many people in the world’. Dat doet hij niet op linnen of een andere platte drager, maar op zelfgedraaide vazen. Daarmee lijkt de boodschap meer omfloerst en ook weer directer. Het is onverwacht dat er zoveel agressie op een pot is afgebeeld.

Jonathan Meese (1970) presenteert negen meter hoge barbarella’s, afschrikwekkend van lelijkheid, opengesperde bekken, gemene oogjes. Het werk van Meese contrasteert met de sculpturen van Klara Kristalova (1967), heel zorgvuldig opgebouwde beelden, ook met een donker randje – met titels als Hole in the head of Black kiss – maar door het kleine formaat prikkelender en uitnodigender.

De titel van de tentoonstelling is meteen het uitgangspunt van de samenstellers. Lerets magi is Deens voor ‘de magie van klei’ en veronderstelt dat een van de meest primaire materialen in de hedendaagse kunst geheimzinnige kwaliteiten heeft. De tentoonstelling laat zien dat er nog wel meer aan de hand is dan een fascinatie voor het materiaal.

Kunstenaars die met klei werken zijn in meer geïnteresseerd dan in formele problematiek of functionaliteit. De vele metaforen van klei en keramiek zijn zowel voor leken als voor specialisten begrijpelijk. Bovendien is het materiaal zowel in Azië als in Europa en Amerika drager van sociaal-culturele geschiedenis.

Weiwei en Perry spelen beiden met vooroordelen. Dat een typologie van musici, waarmee deze tekst begon, niet opgaat voor de deelnemers aan Lerets magi bevestigt dat kunstenaars geen uitvoerend musici zijn. Wie als kunstenaar anno 2011 gebruik maakt van het materiaal klei past niet in het orkest van de heden-daagse kunst, maar soleert en laat zich horen met een geheel eigen geluid.

Ai Weiwei, BAMBOO AND PORCELAIN (2008)