The Immaculate Collection

Barbara Lodde

Ik loop in de supermarkt en ben helemaal vergeten wat ik nou ook weer nodig had. “Had dan ook een boodschappenlijstje gemaakt,” zegt mijn nieuwe liefje Roderik. Een man met zo’n voornaam kun je gewoon niet laten staan, dacht ik toen ik een paar weken terug aan hem werd voorgesteld. Maar goed. Niet voor één gat te vangen pak ik zonder dralen een fles Prosecco, wat schotse zalm en witte bolletjes, want je begrijpt het al, mijn Roderik is een luxepaardje uit zo’n Quote 500-familie. Hij moet dus zeker denken dat ik zijn smaak deel, al was het maar omdat ik bij de kassa natuurlijk conveniently mijn portemonnee vergeten ben. Vinden ze vaak schattig hoor, zo’n chaotischdromerig meisje. En inderdaad: Roderik tikt me liefkozend op de wang en zegt plagerig: “De volgende keer een boodschappenlijstje, hé.” Als we buiten staan ringtoned mijn mobieltje. Het is J. mijn leuke Engelse kunstenaarsex, dus tsja, toch maar even therapeutisch opnemen. Hij steekt meteen van wal, maar niet over onze breuk. “Moet je nou horen! Ik sta hier bij het Stedelijk Museum in de rij voor de inschrijving van de Gemeentelijke Kunstaankopen Amsterdam en nu moet ik een formulier invullen – natuurlijk een formulier – en ik moet gaan beargumenteren waarom mijn werk Necessary is! Heeft een gastcurator bedacht! C’est du merde!! (Hij spreekt Frans als hij boos is.) Weer typisch Hollands, het moet weer nuttig zijn – stel je voor dat het niet nuttig is! Die Nederlanders zijn obsédé met nut en noodzaak! Ze hebben een diepgewortelde calvinistische angst voor het nutteloze, het onberedeneerbare, het ondefinieerbare! Wat moet ik daarmee! Dat museum is lui! Laten ze zelf hun verantwoording nemen en bedenken wat ne-ces-sa-ry is! En ik mag natuurlijk niet opschrijven als kunstenaar wat ik zelf nodig heb. Nee, ik word geacht volledig altruïstisch te zijn en op te schrijven wat het museum nodig heeft, wat de straat nodig heeft, wat de stad nodig heeft, wat de kunst nodig heeft, wat iedereen nodig heeft, behalve wat ik zelf nodig heb!” briest hij door mijn mobiel. “Je moet me troosten, ik heb je nodig!!” “Ho, stop,” zeg ik, “Anders begint deze column wel erg klef te worden. Luister, een boodschappenlijstje als tentoonstellingsconcept vind ik juist heel vernieuwend. Het is een feminien uitgangspunt en een vraag die elke huisvrouw dagelijks kwelt. Eindelijk is het concept nu eens niet gebaseerd op een spelletje, op een titel of passage uit een boek of op een filosofisch principe, maar op de werkelijkheid van elke dag: wat moet ik kopen? Schrijf jij gewoon op dat het noodzakelijke attribuut van deze zomer de kingsize zonnebril is. Hij maakt je gezicht kleiner en daarmee jonger. Maar ik dwaal af.” En terwijl J. verder doorpruttelt in mijn oor over Hollandse koopmansgeest en meer van dat soort clichés, drentel ik achter Roderik aan naar zijn auto. Relaxed hoor, een man met geld na zo’n arme kunstenaar. Maar hoe kan ik de ex nou troosten? “Joh, Roderik koopt wel wat van je,” hoor ik mezelf opeens spontaan zeggen en realiseer me dat ik een sublieme inval heb. Mijn Roddy als jonge verzamelaar! Niets zo cool als de privéverzamelaar die op gevoel en niet op noodzaak kiest en daarmee een geheel eigen spoor door de kunstgeschiedenis trekt. Weg al die verantwoordelijkheid, leve het unnecessary verzamelen. Ik kan Ro meteen meenemen naar de eerste opening van de nieuwe directeur van Witte de With, een man met een doorlopende wenkbrauw met het formaat van een naturel zonwering boven zijn ogen. Die heeft de kingsize zonnebril dus niet nodig. Maar een jonge verzamelaar vast wel. Misschien kan Roderik wel de Han Nefkens van Witte de With worden. Misschien… en misschien… helemaal gelukkig vlei ik me in de auto. We rijden de straat uit. ‘No bra with that blouse, it’s so necessary’, rapt Jay-Z op de autoradio. Misschien kan J. dat advies ook nog even opschrijven voor de gastcurator van de Gemeentelijke Kunstaankopen.