TALENTONTWIKKELING OF TALENTBEPERKING?

Veerle Driessen
'The Common Inn' Foto: Aad Hogendoorn

Als ik iets voor twaalven aankom bij Het Nieuwe Instituut is de organisatie nog in rep en roer. De eerste ‘akte’ van The Common Inn start om twaalf uur. Ik word naar de grote tentoonstellingszaal gewezen, waar in het midden een motel is nagebootst. In het grotendeels uit golfplaten bestaande bouwwerk is de eerste lichting van de deelnemers van de Call to Anyone and Everything druk in de weer met ducttape en ander materiaal.  

Of ik interesse heb om de curatoren te spreken. Dat heb ik. Even later ontmoet ik Simon Becks en Jules van den Langenberg, twee jonge mannen die beiden op de website niet alleen worden gepresenteerd als curator maar ook als scenograaf. De opzet van de dag bevat dan ook een aantal scenografische elementen, zoals een script waarin het programma terug te vinden is, verdeeld in negen akten. Ik vraag aan Becks en Van den Langenberg of de ‘motel-achtige omgeving’ dan het decor is, maar dat is het dan weer niet. Zo ‘heftig’ willen ze het niet formuleren. In feite is iedereen die de ruimte deze donderdag betreedt zowel publiek als performer, wordt mij verteld. In mijn ogen zou het motel dan nog steeds het decor kunnen zijn, met de vloer als podium én tribune, maar ik besluit die gedachte voor me te houden en eerst te luisteren naar wat de twee te vertellen hebben. 

The Common Inn zou beschreven kunnen worden als een toneelstuk met talentontwikkelingals thema. In de akten wordt er op verschillende manieren tegen het thema aangekeken. Elke akte duurt een uur en heeft een andere focus die wordt aangeduid met een verzameling van woorden gelinkt aan elke inzending. Gedurende een uur presenteert een deel van de deelnemers, met het idee dat zij ook bij elkaar kunnen afkijken en met elkaar in contact kunnen komen. Omdat de curatoren geen waardeoordeel wilden geven aan de inzendingen mag iedereinzenderzijn werk presenteren. Om de gelijkwaardigheid tussen deelnemers en publiek te benadrukken betaalt iedereen dezelfde vergoeding voor de dag, in plaats van dat de deelnemers een fee krijgen en de bezoekers betalen. ‘Holistisch hè?’, lacht Van den Langenberg om zijn eigen concept.  

Gedurende de dag wordt er op verschillende momenten gereflecteerd op de concepten talent en talentontwikkeling. Op de tweede verdieping van het motel vindt een aantal keer een gesprek plaats onder de titel Knock, Knock … Housekeeping!Deze gesprekken zijn gebaseerd op een serie interviews van Het Nieuwe Instituut voor een webmagazine dat binnenkort wordt gepubliceerd. Ook uiten verschillende sprekers zich twee uur lang kritisch over talentontwikkeling in het programmaonderdeel In Memoriam of Talent, gemodereerd door Stephanie Afrifa. In het laatste reflectie-onderdeel, White Sheets,ondervraagt Huib Haye van der Werf een aantal beleidsmakers over hun ideeën over talentontwikkeling. 

Met de curatoren zit ik aan een tafeltje vlakbij de tijdelijke bar. We kijken tegen de zijkant van het motel aan waarop een groot scherm hangt. ‘De eerste akte is net begonnen’, zegt Van den Langenberg, en hij wijst naar het scherm waarop een beeld te zien is van een lege muur. Het beeld komt van een camera die zich de hele dag door The Common Inn beweegt en wordt ondertiteld door Laurens Otto, die in het script staat omschreven als The Interpreter.  

‘In andere werelden weten professionals hoe zij zich tot elkaar moeten verhouden’, zegt Van den Langenberg, ‘maar in de culturele sector niet’. Ik vraag of dat misschien is omdat er te weinig spelregels zijn, maar volgens de curatoren zijn er eerder te veel spelregels. Zij noemen daarvoor de fondsen voor ‘jong talent’ als voorbeeld. Als je als maker net bent afgestudeerd kun je een beroep doen op verschillende fondsen, maar minder jong talent heeft volgens Becks en Van den Langenberg toegang tot minder financiële middelen. Dat betekent dat je snel buiten de boot valt als jouw talent niet op jonge leeftijd wordt ontdekt. Voor The Common Inn hebben de curatoren daarom een lunch for latebloomers georganiseerd: een lunch waarin ‘laatbloeiers’ met professionals uit de culturele sector kunnen praten over hun werk en ervaringen. 

Ik besluit een kijkje te nemen in het motel, om vervolgens vooral te focussen op de reflectie-onderdelen. Hoewel de eerste akte nog maar een kwartier te gaan heeft, lijkt het alsof iedereen nog steeds bezig is met het opbouwen van zijn of haar project op de aangewezen plek. Als er andere bezoekers aanwezig zijn, kan ik ze niet als bezoekers herkennen. Aan de achterkant van het motel staat een groepje mensen te praten voor een projectie van een soort bewegende zwart-wit mandala en ik voeg me erbij. 

De projectie blijkt een opname te zijn van het geluid dat de hersenen produceren, dat vorm krijgt in tien druppels water in een petrischaaltje. Het project is van Lynnclaire Dennis, die officieel deelneemt aan de tweede akte en het project vol enthousiasme uitlegt aan twee deelnemers van de eerste akte. De rest van de groep bestaat uit de achterban van Dennis. Ik raak met de groep aan de praat en leer dat het geluid van de hersenen en het hart dezelfde vorm produceren in een petrischaaltje met tien waterdruppels, dat dit een baanbrekende ontdekking is en dat deze kennis ons iets zou kunnen vertellen over hoe we ons leven moeten leiden. De presentatie die erop volgt is onbegrijpelijk voor iemand zonder natuurkundige kennis zoals ik.  

De tweede akte, omschreven met de woorden Being in a flow, Contains a contraption, General rehearsal, Hartritme, Here, I am an Italian artist, My table, Neurosis, Staircase, Obsessive overeating, Organizes, Sabotage the farm industry, Small ferris wheel, Synesthesia, The apartment, Tomorrow’s disasters, Toy, Uses, is alweer bijna voorbij. Omdat ik In Memoriam of Talent graag wil bijwonen loop ik nog snel langs een paar andere projecten. Het holistische concept van de curatoren blijkt geresulteerd te hebben in een graduation show-achtige georganiseerde chaos van projecten.  

Buiten het motel, in een hoek van de zaal, vindt In Memoriam of Talent plaats, achteraf gezien het meest interessante onderdeel van de dag. Zonder haar intenties vooraf kenbaar te maken aan het publiek begint curator Miriam Wistreich met een Talent Mapping. Ze vraagt het publiek een hand op te steken bij de punten die op hen van toepassing zijn. ‘I was able to come here today’, het eerste punt, is uiteraard op iedereen van toepassing, maar bij daaropvolgende punten als ‘at home, we always had enough to eat’, ‘I was taken to museums and theatre plays’, en ‘I have never tried to hide my sexuality’, begint zichtbaar te worden wie in de zaal van jongs af aan toegang had tot de middelen om zich (cultureel) te ontwikkelen en wie niet.  

‘In Memoriam of Talent’, Miriam Wistreich. Foto: Aad Hoogendoorn.

De sprekers na Wistreich onderstrepen haar suggestie dat talentontwikkeling meer van doen heeft met privilege dan met talent. Damoon Foroutanian, onder andere bekend van hiphopinitiatief The Scenario, geeft een krachtig pleidooi voor een bruisend nachtleven, dat volgens hem in tegenstelling tot musea en theaters daadwerkelijk inclusief is: in clubs en bars kan iedereenkennis maken met cultuur. Kunstenaar en stedenbouwkundige Adeola Enigbokan legt in haar felle betoog uit waarom talent geen verschil maakt in de creatieve sector en waarom dit moet veranderen. Aan het eind verwijst zij het publiek door naar The Center for the Advancement of Masculine Practices, een platform dat zij met Gavan Blau heeft opgezet dat professionals uit de culturele sector helpt met het navigeren door de zakelijke kant van hun praktijk.  

Het volgende reflectie-onderdeel is White Sheets. Ik ga zitten op een van de bedden die in de ruimte staat en zet, net als alle andere aanwezigen in de ruimte, een koptelefoon op waarin het gesprek te horen is. Het geeft een intiem gevoel. Van der Werf stelt om de beurt vragen aan Inger Kammeraat, managing director van MVRDV, Arno van Roosmalen, directeur van Stroom en Pascale Gatzen, hoofd van de Master Fashion Design bij ArtEZ. De rode lijn in het gesprek is hoe de verschillende beleidsmakers in hun eigen werkomgeving ruimte geven aan talentontwikkeling. Kammeraat benadrukt vooral de artistieke vrijheid die de werknemers bij MVRDV hebben, een vrijheid die wat haar betreft essentieel is voor de excentrieke ontwerpen van het bureau. Van Roosmalen heeft een interessante kijk op wat hij amateurisme noemt: ‘Veel mensen bij Stroom zijn niet opgeleid voor het werk dat ze doen. De reden dat onze bibliotheek zo uniek is, is dat de bibliothecaris de collectie heeft samengesteld zonder zich vast te houden aan een bestaande structuur’. Het perspectief van Gatzen, die recentelijk de master Fashion Design heeft hervormd, is in lijn met dat van Van Roosmalen. Zij vindt het ook belangrijk dat haar studenten hun eigen regels kunnen bepalen. Talent is volgens haar iets intrinsieks, iets dat een ander niet hoeft te begrijpen. De master Fashion Design probeert zich volgens Gatzen dan ook meer te vormen naar de student dan andere opleidingen: ‘Ik krijg af en toe aanmeldingen die het niet zouden halen bij traditionele instituten, maar bij ons krijgen die een kans’.  

‘White Sheets’. Foto: Aad Hoogendoorn

Uit het gesprek aan het begin van de dag met Becks en Van den Langenberg, zelf ‘jonge talenten’, bleek een grote behoefte aan een nieuwe kijk op talent en talentontwikkeling. Het concept dat de curatoren holistisch noemen is niet alleen een kritiek op de subjectieve structuur van talentontwikkeling, waardoor privilege belangrijker lijkt dan talent, maar impliceert ook de wil om zélf de sector te veranderen. Van den Langenberg noemt talentfondsen ‘bemoederend en betuttelend’ en door de deelnemers van The Common Inn evenveel te laten betalen als de bezoekers denkt hij dat ze zich vrijer zullen voelen om hun project te presenteren zoals zij het zelf willen. Een fee legt volgens hem namelijk een bepaalde druk op de maker, en brengt vaak richtlijnen met zich mee. Uit de rest van het gesprek bleek overigens dat hij en Becks niet per se negatief tegenover fondsen staan, maar zich wel afvragen wat voor effect fondsen hebben op de autonomie van de maker en of het misschien ook zonder kan.  

De behoefte aan verandering wordt duidelijk gereflecteerd in In Memoriam of Talent, waar de sprekers de problematische elementen van talentontwikkeling aanstippen, maar vervolgens vooral spreken over mogelijke oplossingen. Hoewel de gesprekken bij White Sheets en Knock, Knock … Housekeeping! misschien interessant zijn voor de deelnemende beleidsmakers zelf, worden zij niet zo concreet als bij In Memoriam of Talent. Gatzen geeft bijvoorbeeld een mooie kijk op talent, maar bij In Memoriam of Talent wordt pijnlijk duidelijk dat je niet zoveel hebt aan je intrinsieke talent als je als maker niet piekt op het juiste moment, niet de juiste achtergrond hebt of je niet aanmeldt voor een open-minded masterprogramma als dat van haar. Zo kun je heel getalenteerd zijn, maar alsnog achter het net vissen.  

De open open-call van The Common Inn is daarom interessant, net als het idee om de deelnemers net zoveel te laten betalen als de bezoekers. Hetis echter geen oplossing voor het democratiseren van de aanmeldingsprocedures van instituten. De curatoren beweren overigens ook niet dat zij weten hoe talentontwikkeling een inclusief concept kan worden, maar gebruiken The Common Inn om te experimenteren met het concept en de mogelijkheden en vragen die dit onderwerp oproept te onderzoeken. De dag biedt daarmee stof tot nadenken voor alle partijen die te maken hebben met talentontwikkeling, en vraagt om een vervolg. 

Veerle Driessen werkt bij cultureel adviesbureau Noha.nu waar zij zich richt op museologische kwesties.