Stijllessen van Barones Elsa

Marian Cousijn
Barones Elsa Von Freytag-Loringhoven in een alledaagse outfit. Jaartal en fotograaf onbekend

Honderd jaar geleden maakte ze de straten van Greenwich Village onveilig: een dame van begin veertig, jongensachtig postuur, uitgedost in de meest wonderlijke outfits. Een omgekeerde kolenemmer deed dienst als hoed, daaronder gemillimeterd, karmozijnrood geverfd haar. Postzegels sierden haar wangen. Aan een lange, gouden lijn liepen zeven uitgemergelde honden mee. Vanzelfsprekend was er een achterlicht aan haar jurk bevestigd: “Cars and bicycles have tail lights, so why not I.”

Elsa Von Freytag-Loringhoven, beter bekend als ‘De Barones’, was nogal radicaal in haar kledingkeuzes. Ze werd in 1874 geboren in het Duitse Swinemünde en maakte in 1910 de oversteek naar New York. Barones Elsa was een vooruitstrevend dichter en kunstenaar. Ze is bekend als excentriek randpersonage uit de biografieën van Berenice Abbott, Man Ray, Ezra Pound en Djuna Barnes. “Shes not a futurist, she is the future”, orakelde Marcel Duchamp over haar. Maar Von Freytag-Loringhoven was meer dan een extravagante weirdo: er zijn overtuigende bewijzen dat ze de bedenker is van Fountain, de pispot die we kennen als briljante zet van Duchamp en misschien wel het belangrijkste kunstwerk van de twintigste eeuw.

De Barones was hoe dan ook een interessante kunstenaar, die onterecht in de marges van de kunstgeschiedenis is beland. De manier waarop ze haar lichaam als canvas gebruikte en de grens tussen kunst en het leven dichtte, vindt tot op de dag van vandaag weerklank. Ze voelde de tijdgeest haarfijn aan; ze was de belichaming van Dada, de allereerste punker en de grootmoeder van feministische performancekunst. Met haar vindingrijkheid en experimenteerdrang beïnvloedde ze een hele generatie avant-gardisten. Ze verzette zich fel tegen heersende schoonheidsidealen en de heersende bekrompen seksuele moraal. Maar bovenal was ze de baas over haar eigen lichaam – en daar kunnen we nog steeds van leren.

Vijf stijllessen van De Barones: zo word je een levend Dadakunstwerk

1.Trek je niets aan van genderrollen 
In 1888 mat Elsa zich een kort, androgyn kapsel aan. In 1895 ging ze mannenkleren dragen ‘omdat dat natuurlijker voelde’. (Marlene Dietrich, die in 1930 de wereld schokte door een broek te dragen, moest nog geboren worden.) Het spel met genderrollen werd al snel haar handelsmerk. Ze werd regelmatig gespot in mannenlaarzen en met monocle, toreadorsbolero of Panamahoed. Essentiële accessoires waren een zelfgemaakte zweep en een flinke gipsen piemel – je bent een genderbendende voorvechter van seksuele vrijheid of niet. Dat ze regelmatig werd gearresteerd vanwege het dragen van mannenkleding (of naaktloperij) leek De Barones niet in het minst te deren.

2. More is more
‘Ingetogen’ komt niet voor in Elsa’s stijlwoordenboek. Ze bezocht ooit een tentoonstelling in een jurk waar ze tachtig tinnen speelgoedautootjes aan vast had genaaid. Op haar hoofd een rieten mand, charmant gedecoreerd met een plukje peterselie. Ze leefde zich ook uit met sieraden: ooggetuigen zagen haar met ‘armen van pols tot oksel behangen met gordijnringen’ of ‘zeventig zwarte en paarse enkelbanden’. Haar vingers waren zwaar beringd en ze droeg thee-eieren, lepels, veiligheidsspelden en tijgerstenen hangers in de vorm van Griekse amfora’s in haar oren. Een afgebroken hak van een bruidsschoentje, gevonden in de metro, werd een ketting. Elsa voerde deze eclectische stijlfilosofie consequent door in haar make-upregime: ze lakte haar nagels (ongehoord in die tijd), poederde haar gezicht geel en stiftte haar lippen zwart. Om de look af te maken plakte ze postzegels op haar wangen en papegaaienveren aan haar oogleden.

3. Wees creatief met je budget
Een kortstondig huwelijk met een aan lager wal geraakte baron maakte Elsa weliswaar barones, maar ze bleef straatarm. Vindingrijkheid was dus geboden. De straten van New York waren haar domein: zo stal ze zwarte crêpe van de deur van een begrafenisondernemer, ritselde ze allerlei materialen uit meubel- en ijzerhandels en werd ze meer dan eens betrapt op het stelen uit warenhuizen. Maar bovenal zag ze de schoonheid van spullen die andere mensen weggooiden. Beroemd zijn haar bh van lege tomatenblikjes en Eduring Ornament, een ijzeren ring die ze in 1913 op straat vond en prompt tot kunstwerk bombardeerde. Op het gebied van toe-eigening en assemblage was ze een absolute pionier. Haar outfits waren een ode aan New York en tegelijkertijd een heel vroege kritiek op de opkomende massaconsumptiemaatschappij met haar wegwerpcultuur.

4. Een outfit moet leven
Elsa’s outfits waren nooit statisch. Toen ze op de redactie van een tijdschrift kwam informeren hoe het met haar ingezonden artikel stond, deed ze dat een in een dunne jurk die ze op het moment suprême openscheurde. Haar verklaring: ‘It’s better when i’m nude’. Met een hoofddeksel bestaande uit goudgeverfde groenten, die er in de loop van de dag steeds verlepter uit begonnen te zien, benadrukte ze het vluchtige karakter van performance. Voor een modellenklus kwam ze ooit opdagen met een vogelkooitje (inclusief levende vogel) om haar hals. Diervriendelijker is de spiraalveer uit een horloge die dienst deed als oorbel, en vrolijk meebewoog met iedere stap die De Barones zette.

5. Politiek is chique
Elsa gebruikte haar outfits ook om politieke statements te maken. Toen in 1915 het nieuws van de Europese bombardementen New York bereikte, ging ze de straat op met een vliegeniersmuts. Later droeg ze de bekende blauwe helm die de Fransen in de loopgraven op hadden. In 1924 woonde ze weer in Berlijn. Daar stapte ze te midden van hoog oplopende politieke spanningen het Franse consulaat binnen: ze wilde weten waarom haar een visum was geweigerd. Het was haar verjaardag. “Ik droeg een grote verjaardagstaart met 50 brandende kaarsjes op mijn hoofd. Ik voelde me zo sprankelend en weelderig! In mijn oren had ik gesuikerde pruimen of luciferdoosjes – dat ben ik vergeten. Ik droeg postzegels als schoonheidsvlekjes op mijn smaragdgroen geverfde wangen en mijn wimpers waren gemaakt van vergulde stekelvarkenstekels – ze ratelden koket. Om de consul te verleiden had ik koorden met gedroogde vijgen om mijn hals, waar hij zo nu en dan aan kon zuigen. Eigenlijk wilde ik felgekleurde rubberlaarzen tot mijn heupen aan en een tutu van goud en kantpapier, voor bij de taart, maar daar had ik geen geld voor. Ik vermoed dat het aan deze inconsistentie te wijden is dat het me niet lukte om de ambtenaren te behagen?”

Marian Cousijn is kunsthistoricus en curator. Ze werkt onder meer als curatorial editor bij de Oude Kerk.