Olijfgroen, wijnrood, okers, diep donkerbruine tinten, maar ook dat dunne randje hemelsblauw – de verfstreken van Ina van Zyl gloeien. Ze versmelt de vaak warme kleuren binnen kleine schilderijen. Elk doek is voorbehouden aan een enkele voet of borst, een fallus of de schaamstreek van een vrouw. Soms aan een gezicht, wat fruit of een landschap. Het Parijse Institut Néerlandais toont een solo van het werk van Van Zyl (1971) ter gelegenheid van de Jordaan – Van Heekprijs, die zij onlangs kreeg.*
De glanzende lucht boven een berglandschap, de paarsige waas van een huid, een kanten slipje met twee priegelige strikjes. Door zich te fixeren op een schijnbaar willekeurig detail stelt Van Zyl iedere vierkante centimeter canvas ten dienste van de voorstelling. Dat verheft haar deelonderwerpen bijna tot geportretteerden met persoonlijke trekjes. Vijf tenen met dikke witte nagels, een ranke hiel of het uitgestrekte topje van een stijve penis – meer toont ze niet. De aandacht waarmee al deze onderwerpen geschilderd zijn ontneemt je de vraag naar het waarom in eerste instantie. Ook de verf verleidt, als drager van puur pigment, smeuïg dik op het doek gesmeerd en vaak verfrommeld ingedroogd. Pas dan gaat het wringen. Blote tenen, een hiel, een tros tomaten onder plasticfolie – so what?
Ina van Zyl schildert sinds ze aan De Ateliers werkte tussen 1996 en 1998. Voor die tijd werkte ze in haar moederland Zuid-Afrika vooral aan tekeningen, ondermeer voor het underground stripblad Bitterkomix. Ook toen al reserveerde Van Zyl één vel papier voor een enkel beeld. Na het zien van deze eigenzinnige cartoons (houtskool en stift op papier) overtuigen sommige schilderijen slechts op het gebied van de techniek. Was er in de tekeningen nog sprake van een decor en bronnen die gebruikt werden naar eigen goeddunken, in de schilderijen domineert het eerste plan. De voet, de borst, de tomaten. Als er al sprake is van een tweede plan, dan alleen in de vorm van schilderkunstige manoeuvres zoals een uitgekiend kleurcontrast. Deze focus op het ding en zijn details maakt de schilderijen opmerkelijk en geconcentreerd, maar soms ook eendimensionaal en onschuldig. Dat lijkt in tegenspraak te zijn met wat Van Zyl beoogt.
Is Van Zyl in Nederland dan uitgebot tot een schilder pur sang die het ambacht en de klassieke genres verkiest boven betekenis? Die vraag verbleekt snel in Parijs. Niet alleen door de andere omgeving waarin haar werk getoond wordt, met om de hoek het Musée d'Orsay vol werk van schilders als Courbet en Cézanne, die graag rammelden aan de werkelijkheid en de vraag naar het waarom uitstelden. Maar vooral omdat de presentatie van Van Zyls tekeningen – ook die van latere datum – voelbaar maakt dat l'art pour l'art niet het antwoord is dat zij najaagt. De rondingen van stukken fruit, de grote ogen in een kindergezicht of een afgeknipte nagelrand suggereren in elkaars nabijheid alsnog een contour van een idee over sensualiteit of vervreemding. Dat pleit voor de opzet van deze intieme tentoonstelling, waarin de doeken schoorvoetend een groter beeldverhaal vormen. Dan wordt ook voorstelbaar dat de waterscheiding tussen tekeningen en schilderijen, tussen rauwheid en concentratie, tussen taal en virtuoos kleurgebruik kunnen vervloeien.
*De Jordaan – Van Heek prijs wordt iedere drie jaar uitgereikt aan een Nederlandse schilder. De prijs is een initiatief van de stichting Jordaan – Van Heek, die vanuit Parijs de Nederlandse beeldende kunsten ondersteunt en stimuleert. De prijs bestaat uit een geldbedrag van 5500 euro, een solotentoonstelling in het Institut Néerlandais en een begeleidende publicatie.
INA VAN ZYL, La peinture à Fleur de Peau t/m 18 maart Institut Néerlandais 121 rue de Lille, Parijs