Baudelaire parafraseren in de titel, werken tot aan het zes meter hoge plafond ophangen zoals in een negentiendeeeuwse salon en tegelijk claimen dat deze werken het leven van vandaag de dag tonen; het kan in Almere. De Paviljoens – onlangs verkozen tot beste museum van 2005 – laat werken van jonge kunstenaars zien en holt zo de internationale trend van hernieuwde figuratie in de schilderkunst achterna. Een trend die reeds liefkozend het nieuwe romanticisme wordt genoemd.
Afgezien van de twijfelachtige opzet van de tentoonstelling, welke eerder als excuus dan aanleiding gebruikt wordt, en de minder dan ideale kijkomstandigheden zijn er wel degelijk interessante werken te zien. Tjebbe Beekman en Sven Kroner blijken technisch vaardige schilders, toch valt vooral bij de laatste de eentonigheid van de werken op. Ze ontstijgen nauwelijks het niveau van Peter Doig-imitaties. Beekman weet dit vaker te vermijden, bijvoorbeeld met zijn Addding insult to injury-serie. Het gebruik van fotografie als hulpmiddel is in zijn werk echter erg duidelijk en ik vraag me bij een aantal werken af, wat nou precies de toegevoegde waarde is van het naschilderen van een afbeelding.
Ook Peter Stoffel schildert naar foto’s, maar hij weet de door hem gebruikte satellietbeelden zo te bewerken dat hun beeldende karakter niet direct refereert aan hun oorsprong, want hoewel je als aanschouwer weet dat het ooit foto’s van bergen zijn geweest, blijkt het onmogelijk het eerdere beeld volledig te reconstrueren. Het zeer bescheiden formaat, de titels en het in serie hangen van de werkjes verraadt als het ware hun afkomst zonder dat het werk hier meteen op terug valt. Sofia Schama’s Das versprochene land 3 diende als uitnodiging en pronkte op de voorkant van Kunstbeeld; dit is dan ook het sterkste werk dat er van haar hangt. Waar zij in andere werken ook speelt met de illusie van diepte, blijven deze vaak steken in schildertechnisch onderzoek. Pas wanneer zij haar ‘bevindingen’ daadwerkelijk gebruikt in combinatie met nadrukkelijk figuratieve elementen wordt haar werk interessant. Zonder uitgesproken figuratief te zijn, wekken ook de werken van Ina Bierstedt de verwachting van een voorstelling. Wanneer hier vervolgens naar gezocht wordt, blijkt dit echter nauwelijks te vinden. De spanning die hierdoor ontstaat, maakt haar werk tot een opvallende toevoeging tot het anderszins uitgesproken beeldende karakter van de tentoonstelling.
Het tonen van verschillende jonge schilders is een prijzenswaardige streven voor musea van hedendaagse kunst, dat hier een los samenhangend thema met een heuse tagline voor nodig schijnt te zijn, verwondert me. Of de getoonde schilders daadwerkelijk ‘het leven van vandaag de dag’ in Baudelaire’s zin weten uit te beelden is twijfelachtig; of dit hun streven is evenzeer. Wat Baudelaire minder goed lijkt te hebben beseft, is dat men onmogelijk niet van zijn tijd kan zijn en hetgeen geproduceerd en gelabeld wordt als kunst ook niet. Op deze wijze gunt de tentoonstelling vooral een blik in het ‘museumwezen van vandaag de dag’ en die is op zijn minst verontrustend te noemen.
LE PEINTRE DE LA VIE MODERNE, t/m 19 maart 2006
De Paviljoens, Odeonstraat 3-5, Almere