Huis Marseille valt niet meteen op tussen de statige grachtenpanden aan de Keizersgracht. Toch kennen de meeste Amsterdammers de instelling wel. Het is het eerste fotografiemuseum van Nederland met een eigen collectie. Met een klein team brengt Huis Marseille sinds 1999 tijdelijke tentoonstellingen rond fotografie. Het museum koestert die kleinschaligheid. In dit gastvrije Amsterdamse huis kun je heerlijk dwalen.
‘Viewpoint’ betekent zowel gezichtspunt, perspectief, mening, standpunt als uitzichtpunt. Die gelaagdheid komt op verschillende manieren naar voren in de gelijknamige tentoonstelling bij Huis Marseille. It, een zwart-wit foto van een oog van Daido Moriyama (1938), onthult hoe de blik zowel object als subject is, foto en fotograaf, camera en film, curator en kunstwerk. Kunst laat zich bekijken, geeft inspiratie en nodigt kunstenaars uit om onderling naar elkaar te verwijzen, zo schrijft de begeleidende tentoonstellingstekst. De ondertitel Exposeren onder de loep komt in de tentoonstelling minder duidelijk uit de verf. Volgens de tentoonstellingsfolder gaat Viewpoint namelijk over de emotie van het kijken, het verzamelen van foto’s, echo’s uit het verleden en de kruisbestuiving der kunsten. Dat is behoorlijk veel. Zowel collectiestukken als het publiek ‘moeten’ volgens de inleiding blootgesteld worden aan andere verbanden dan die van de conventionele chronologische, monografische of stilistische tentoonstellingsmodellen. De zes expositieruimtes zijn dan ook a-chronologisch ingericht rond thema’s. In deze samenstellingen laten de foto’s zich prima bekijken. Het is echter niet volledig helder wat de thema’s zeggen over het exposeren van fotografie zelf – behalve dat Viewpoint een alternatieve tentoonstellingsmodel laat zien.
In de ontvangstzaal hangt achter een fluwelen gordijntje een serie foto’s uit 1886. Samen onthullen ze de atletische beweging van een speerwerper. De fototechnicus Ottomar Anschütz (1846 – 1907) ontwikkelde een supersnelle ontspanner en creëerde zo een sequentie van bewegende beelden. De beweging van de geworpen speer is in deze beelden nagenoeg grijpbaar. Naast deze beeldsequentie is te zien hoe Antoinette Nausikaä (1973) rolstoelen op een boulevard vastlegde, of eigenlijk net niet, de oudjes zijn bewogen. ‘Afstand en het ongrijpbare’ zijn de openingsthema’s voor de tentoonstelling, een goede binnenkomer.
Juist in het kleine tuinhuisje staat het thema ‘Utopia’ centraal, een thema dat je in tentoonstellingen dikwijls ziet opduiken. De hier tentoongestelde foto’s hebben misschien meer lucht en licht nodig dan ze krijgen in deze ruimte, anderzijds hebben ze hier wel hun eigen wereld. De misleidende mogelijkheden van het fotografische medium worden door de kunstenaars ten volle benut. Zo blijkt de sacrale wereld van James Casebere (1953) een maquette. De grofkorrelige foto van Popel Coumou (1978) werkt als een enigmatische filmscène. De ogenschijnlijk herkenbare locatie wordt onwerkelijk door de rode schaduwen en ondefinieerbare functie. Wat gaat hier gebeuren? Waar is deze plek? De foto blijkt in werkelijkheid gemaakt te zijn van een eigen kleibouwsel dat Coumou analoog fotografeerde.
De verbinding die het thema ‘Overvloed en onbehagen’ maakt met Amsterdam, verwijzend naar Simon Schama’s boek over de Gouden Eeuw, is een aangename verrassing in een tentoonstelling die veel internationaal georiënteerde kunst brengt. Hoewel de rechthoekige vorm van het souterrain er misschien niet geschikt voor is – de open ruimte verhindert een mogelijke routing – volgt deze zaal de parabel van overvloed die tot destructie leidt. In de foto’s zelf is dit causale verband niet altijd aanwezig en dat verzwakt de thematische binding. The Guilty, een foto van Sylvie Zijlmans (1964), maakt weer wel nieuwsgierig. Wat hebben deze meisjes gedaan dat ze zo schuldbewust, bijna berustend, deze perfecte waterstroom over zich heen laten komen?
De grote zaal is bestemd voor thema ‘Saints & Sinners’. Het werk Ordinary Public Consistory van Luc Delahaye (1962) onderzoekt massagedrag. De imposante kerkarchitectuur op de foto werkt verdovend. De rode kardinalenkleden onderdrukken de individuele autonomie. De foto zelf is formeel al even krachtig als de mechanismen die Delahaye ermee aan de kaak stelt. Een video van Sven Augustijnen (1970) laat zien hoe drie mannen de kunst van het zakkenrollen leren. Groepsgedrag dat niet kritisch wordt bekeken, het hersenloos meedoen, komt vaker terug. Foto’s van Cor Jaring (1963) die zijn eigen schedel doorboort, een ingreep waarmee vroeger krankzinnigen werden behandeld, schudden wel even wakker.
Het fascinerende thema ‘Making and Unmaking Selfs’ wordt onderzocht in de tuinzaal. Reflectie, identiteit en zelfbewustzijn komen op interessante wijze terug in verschillende dwarsverbanden. Een foto van een lege bioscoopzaal maakt de filmprojectie zelf tot hoofdonderwerp. Hierin weerspiegelen foto’s waarop mensen zijn vastgelegd. Valérie Belin (1964) presenteert haarscherp gefotografeerde modellen als archiefstukken van een typenstudie, David Slijper (1967) laat de actrice Fan Bingbing naar haar vergankelijke schoonheid in de spiegel kijken en Sam Samore (1963) toont filmische foto’s van breekbare acteurs. In het bovenkamertje is het ontroerende videowerk I see a woman crying (Weeping Woman) van Rineke Dijkstra (1959) te zien. Centraal staat Picasso’s schilderij van Dora Maar uit 1937. Het portret krijgt figuurlijk vorm door de interpreterende zinnen van de gefilmde Britse kinderen die zich langzaamaan thuis beginnen te voelen bij het voor hen in eerste instantie vreemde werk.
Omdat de thematische verbindingen afwisselend in conceptuele, formele, esthetische en misschien zelfs illustrerende aspecten gezocht worden en het overkoepelende thema veel aspecten wil omvatten, kan Viewpoint rommelig overkomen. Maar ook dat is een huiselijke charme. Het maakt de thema’s minder dwingend en laat daarmee ruimte voor eigen associaties, terwijl toch de lijnen van de collectie enigszins geopenbaard worden. Of daarmee werkelijk het exposeren zelf onder de loep wordt genomen is de vraag. Viewpoint toont vooral hoe het ambitieuze Huis Marseille zich met een mooie collectie en goede bruikleencontacten internationaal positioneert vanuit lokale wortels. Evenals vele vroegere en huidige bewoners van de Amsterdamse grachtenpanden staat het huis open voor diversiteit, samenwerking en vernieuwingszin.