Sex, sowieso meer sex in Theater aan het Spui

Cees Debets

“Aangezien het theater in de eerste plaats een commerciële aangelegenheid is, is het vanzelfsprekend dat de directeur alle stukken terzij zal schuiven die een té speciaal, té artistiek en té literair karakter hebben, en zijn voorkeur zal laten gaan naar ongecompliceerd gedachte en geschreven stukken, die door het brede publiek kunnen worden begrepen en gesmaakt.”

Een dergelijke uitspraak klinkt alsof het zo uit de mond komt van een voor subsidie vechtende theaterdirecteur, óf van een marktminnende politicus. Het bovenstaand citaat is echter noch van mij, noch van Mark Rutte. Het is van Fransman Jean Dubois die reeds in 1885 een boekje schreef onder de titel La crise theatrale. Honderdvijfentwintig jaar na dato lijkt dit citaat actueel genoeg om er even bij stil te staan. Lokale en landelijke politici roepen luid dat de kunstsector zelf haar broek maar eens stevig moet ophouden. Méér verdienen, méér mensen naar binnen lokken, méér particulier geld verzamelen. Dat is cultureel ondernemen. Dat is emancipatie voor de kunst.

Hoewel iedereen zo langzamerhand ook wel tot het inzicht is gekomen dat de gestelde doelen helemaal niet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden, blijft het roepen onverminderd doorgaan. Hard gillen over elitekunst en hobbyisme; kunst kan toch ook makkelijk en zonder drempels? Nog harder gillen, om te voorkomen dat er tijd vrij komt om uit te leggen wat – naast puur revanchisme – nu precies de bedoeling is van dit keiharde snoeigedrag. Het resultaat is immers niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat van het begrotingstekort.

Het Theater aan het Spui is zeventien jaar geleden gebouwd als de plek voor wat toen zo mooi het ‘margetheater’ heette. In de loop van de jaren werd het inderdaad een theater dat in de marge opereerde. De kaasschaaf was een regelmatige gast en het publiek wist steeds minder de ingang te vinden. In heel Nederland liepen de bezoekersaantallen terug en hoewel er de laatste tijd in het Theater aan het Spui juist meer mensen over de vloer komen, lijkt die terugloop nog steeds gaande.

In mijn vorige werk, het organiseren van het literatuur- en muziekfestival Crossing Border, kwam ik eenzelfde, neergaande lijn tegen. Er werd veel gesproken over de zogenaamde ‘ontlezing’: tijdschriften in overvloed, maar steeds minder mensen lezen literatuur. Hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde Thomas Vaessens brak een lans voor de terugkeer van de maatschappelijke betrokkenheid in de literatuur (o.a. in De revanche van de roman, 2009). Als er meer ‘leefwereld’ toegelaten zou worden in een boek zou de herkenning van de lezer toenemen en de betrokkenheid worden vergroot. Hoewel ik het oneens ben met die stelling bleef het begrip ‘leefwereld’ hangen. We gingen er naar op zoek en het zette aan tot bijzondere projecten zoals The chronicles en Multimediale mythen. Crossing Border had literatuur weer sexy gemaakt, het imago van stof ontdaan: je hoeft je niet meer te schamen als je een boek leest. Dat is winst, al worden er misschien niet direct meer boeken verkocht.

Theater is bij uitstek een kunstvorm waar een directie communicatie plaats kan vinden tussen maker en publiek. Theater als vrijplaats voor grote intimiteit, waar je gestreeld dan wel afgeranseld wordt, waar opwinding of heimelijke verliefdheid je overvalt. Ik denk dat de laatste jaren deze essentie van het theater op de achtergrond is geraakt en daardoor in een isolement terecht is gekomen. De sector is misschien teveel vervuld geweest van zichzelf. Dat is soms goed, tenslotte is ook hier sprake van een golfbeweging. Het loskomen van traditionele vormen is nodig, maar misschien is het te lang doorgegaan, te ver doorgeschoten. Zou het zo zijn dat de teleurgestelde en afgewezen partner zich niet meer laat verleiden tot direct contact?

“Weer een voorstelling die verwijst naar een vorige, waar ironie heerst en minachting op de loer ligt.” Voor makers zijn deze voorstellingen interessant, het publiek haakt af bij zoveel zelfgenoegzaamheid. “Ik kijk wel naar je maar het doet me niks.”

Ik weet niet óf het zo is, ik ben tenslotte geen relatietherapeut, maar beschouw dit even als een aanname, waarop je kunt reageren en iets mee doen: Theater voor vakgenoten blijven maken, maar ook – en vooral actief – het publiek de hand te reiken in een poging de fragiele relatie te herstellen. Crossing Border is zo succesvol omdat het de communicatieve kant zoekt van performances en teksten. Verleiden en verleid worden, dat geldt ook voor het theater. Ik wil makers aan mij binden die dat ook willen, omdat het volgens mij niet alleen nu, maar altijd belangrijk is om de banden met het publiek aan te halen. Het theater is een bijeenkomst, een plek waar verhalen uitgewisseld worden die er toe doen. Waar je met elkaar die eenmalige ervaring deelt.

Het Theater aan het Spui, maar ook theater in het algemeen, kan weer sexy worden. Als bezoeker moet je een gevoel krijgen van ‘daar kom ik aan mijn gerief’. Het publiek gaat verlangen en weer vragen naar opwindend aanbod. Dat levert een geheel andere dynamiek op, een dynamiek die nodig is en waarvan ik hoop dat hij spoedig terugkeert. Dan zal opnieuw blijken dat er een breed draagvlak is voor theater, ook buiten de sector, omdat het voorziet in een dringende behoefte aan intimiteit. En dat heeft helemaal niks te maken met makkelijk of goedkoop, maar alles met een spannende, originele, onverwachte, strelende en opwindende dialoog.

Cees Debets is sinds januari 2009 directeur van het Theater aan het Spui in Den Haag.