Geschiedenis is altijd van nu

Yasmijn Jarram
Yan Michon, ZONDER TITEL, 2014

Voor het eerst in het tweehonderdjarig bestaan van de linies vormen drie forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam het decor voor een internationale kunstmanifestatie. Gimme Shelter: forten en ficties in Laagland combineert tweehonderd jaar (militaire) geschiedenis met hedendaagse kunst in Asperen, Vijfhuizen en Nieuwersluis. In gesprek met de samenstellers van Gimme Shelter: Lucette ter Borg en Sacha Bronwasser.

‘Militaire fictie’ is de rode draad die de drie deeltentoonstellingen van Gimme Shelter met elkaar verbindt. Het fictieve aspect van strijd en verdediging, wat houdt dat precies in? “Het is alsof de forten zijn gebouwd en steeds weer worden verbeterd om een vorige oorlog te winnen”, citeert Lucette ter Borg de vroegere landbouwminister Cees Veerman als toelichting. “Het idee dat je krijgsmachines en gebouwen ontwikkelt die alweer achterhaald zijn op het moment dat ze worden opgeleverd.” Sacha Bronwasser vervolgt: “Het hele militaire apparaat moet natuurlijk enorm speculatief zijn. Het dient zich voor te bereiden op iets wat uit de toekomst komt, maar de basis ligt in het heden. Technologische ontwikkelingen bepalen hoe gebouwen worden gemaakt. Niemand weet of er over tien jaar wellicht iets totaal nieuws wordt uitgevonden. Je moet dus altijd vooruitkijken: wie is mijn vijand, hoe denkt die? Dat aspect heeft zoveel met verbeelding te maken.”

Van daaruit is de brug naar kunst snel gelegd. “Het is heel interessant om met een kunstblik te kijken naar voorwerpen en foto’s die eigenlijk niet als kunst zijn bedoeld”, vertelt Ter Borg. “Zo tonen we luchtfoto’s uit 1920, die allemaal van ongeveer dezelfde hoogte Nederlandse forten laten zien. Dan verschijnt een mooi geografisch patroon van stervormen, pijlen, gekke ruiten, cirkels…” Bronwasser vult aan: “Eigenlijk ligt heel Nederland vol met dit soort grafische signalen. Een marsmannetje toekijkend vanuit de ruimte zou denken: wat is dit?” Ook te zien is de fotoserie van Dik Bouwhuis (NL) uit de jaren negentig, net nadat Nederland de dienstplicht afschafte. Bouwhuis kreeg toestemming om te fotograferen in verschillende kazernes, waarvan een groot deel na de Koude Oorlog werd gesloten of herbestemd. “De foto’s tonen het absolute failliet van het militaire apparaat”, beschrijft Ter Borg. “Alles daar ziet er semiglorieus uit. Een lullig raketje op een tafel in een enorme vergaderzaal. Dat moet dan iets representeren wat er allang niet meer is.”

De forten vormen het grootste bouwproject van de Nederlandse overheid in de negentiende eeuw – nog duurder dan het aanleggen van de Deltawerken – maar zijn uiteindelijk nooit in bedrijf genomen. Tientallen jaren woonden soldaten op Fort Asperen, zonder dat er een vijand kwam. Een fascinerend gegeven, vindt Ter Borg: “Wat doet het met je als je zo lang in een groep zit te wachten? Dat zit ook in het cirkelvormige gebouw: je komt steeds weer bij jezelf uit.” Fort Vijfhuizen was een decorfort, gebouwd om door één iemand bemand te worden, terwijl Fort Nieuwersluis sinds de oorlog onder meer in gebruik was als atoombunker en als schuilplaats voor dienstweigeraars tot vrouwelijke gevangenen. Ook dat heeft weer met fictie te maken, concludeert Bronwasser. “Midden in een dorp bevindt zich iets waarvan niemand wist wat er aan de hand was. Als je er vandaag de dag binnenloopt, zie je de voedselpakketten en gasmaskers nog liggen. Het is bevroren sciencefiction.”

In Nieuwersluis draait het dan ook om geheimhouding, verborgenheid en schuilen in de tentoonstelling Verborgen krachten. Ook KunstFort Asperen neemt de lokale geschiedenis als uitgangspunt voor Brief aan mijn vijand, dat de nadruk legt op de microkosmos van een soldatengemeenschap en het construeren van een vijandbeeld. Kunstfort bij Vijfhuizen onderzoekt in Strijdtoneel het spelaspect van strijd, zoals in spellen en games, strategie en survivaltactieken. Zonder fixatie op namen of periodes zijn Ter Borg en Bronwasser op zoek gegaan naar historisch beeldmateriaal en bestaand werk, wat tot een gevarieerde selectie heeft geleid. Waar beeldhouwer Esther Jiskoot (NL) een mythisch mens-dierwezen op de uitkijk zet boven de poort van Asperen, is het werk van Akram Zaatari (LBN) tamelijk conceptueel van aard. Terwijl de Canadese kunstenaar Micheal Blum in zijn film een bekende speech van George Bush jr. verhaspelt, creëert Ralf Westerhof (NL) in de kelder van Asperen een sprookjesachtig schimmenrijk van draadfiguren die allerlei vijanden representeren. Ook worden twaalf werken in opdracht gemaakt.

De eclectische opzet van de tentoonstelling is een bewuste keuze, vertelt Bronwasser. “Het zit ook in onze natuur. Wij schrijven beiden voor een krant, dat heeft ons gevormd in onze houding ten opzichte van het vertalen van beeldende kunst. Je weet eigenlijk nooit voor wie je schrijft. Je publiek is een soort heel algemene lezer, die tegelijkertijd heel specifiek is. Zonder op je knieën te gaan moet je die toegang bieden. Bovendien worden deze locaties niet alleen bezocht door kunstliefhebbers, maar ook door erfgoedliefhebbers, toeristen en dagjesmensen. We komen verschillende groepen tegemoet.” Ter Borg voegt hieraan toe dat de eclectische aanpak wat haar betreft niet zozeer samenhangt met publieksvriendelijkheid. “Wij gaan uit van de kunst. We proberen het beste werk bij elkaar te vinden en dat zo toegankelijk mogelijk uit te leggen. Er zijn zo veel tentoonstellingsplekken waar haast niemand komt na de opening. Dat willen we hier echt voorkomen. Ik voel me een soort ambassadeur van de kunst op deze forten.”

Het organiseren van een kunstproject in de landelijke openbare ruimte bracht nieuwe inzichten met zich mee. Ter Borg: “Als je in de kunstwereld werkt, ben je gewend om met kunst om te gaan. Je verkijkt je erop hoe raar ‘normale’ mensen tegen kunst aankijken.” Ze realiseerden zich al snel dat ze alle betrokken partijen, van Staatsbosbeheer tot Natuurmonumenten, één voor één moesten overtuigen. “Buurtvergaderingen, een bloemetje brengen als iemand ziek is, dat hoort erbij. Daardoor ontstaat steeds meer goodwill”, zegt Ter Borg. “Ik zie regelmatig tentoonstellingen waarvan ik denk: jullie begrijpen dit onderling heel goed, en dat jargon is fijn als je met z’n allen in een zaaltje zit, maar hoe breng je dit over op mensen die er anders in staan? Hiervan zijn we ons nog meer bewust geworden.” Ook bleek het boeiend om het Nederlandse subsidiestelsel eens van dichtbij mee te maken. Bronwasser: “Je wordt gedwongen heel hard te rennen terwijl er nog geen financiële zekerheid is. De fondsen hebben zich fantastisch naar ons opgesteld, maar het systeem zelf is op z’n minst onhandig. Het gaat uit van de verwachting dat deze beroepsgroep, hoe armetierig het ook uitpakt, het toch wel tot een goed einde zal brengen – en verdorie, dat is ook zo.”

Verwijst Gimme Shelter ondanks het historische uitgangspunt ook naar de actualiteit? “Absoluut”, vindt Bronwasser. “Geschiedenis is altijd van nu. In de twee jaar dat we nu bezig zijn is Oekraïne ontploft en dook IS op; middeleeuwse krijgers waarvan je denkt: uit welk oud schilderij komen zij? Terrorismedeskundige Beatrice de Graaf schreef in januari een mooie column in NRC Handelsblad over de noodzaak van een groter verhaal, die wij kwijt zijn in het Westen. Wij zijn consumenten geworden die reageren op onze behoeftes, terwijl de IS-strijders zich vasthouden aan een verhaal. Hoe moet je daar weerwoord aan bieden als je zelf geen hoger streven hebt?” Ter Borg vult aan: “Het gaat ook over menselijk falen. Het zijn fata morgana’s die mensen bouwen, om maar een doel te hebben. Dat komt in deze tentoonstelling op verschillende manieren naar voren. De link met het heden is alomtegenwoordig.”

Dit blijkt ook uit de drie boegbeelden die de forten zullen sieren: spectaculaire interpretaties van Joint Strike Fighters door Stefan Gross, Zoro Feigl en Matjaž Štuk & Alena Hudcovičová. “Wij hebben er drie, nog voordat de Nederlandse overheid er één heeft”, lacht Bronwasser. “De JSF is in onze ogen bij uitstek de militaire fictie van deze tijd.” Ondanks de politieke thema’s die voorbijkomen, beschouwen de curatoren Gimme Shelter niet als een politieke tentoonstelling. “Zodra een werk met een actuele situatie te maken heeft, wordt het vaak meteen bestempeld als politiek, terwijl het lang niet altijd gaat over de positie van de maker. In onze manifestatie is nauwelijks oorlog te zien. We hebben zoveel biënnales en tentoonstellingen bezocht waarin de hele wereldproblematiek aan bod kwam, dat wilden we vermijden. Het is namelijk ook een vorm van gratuit engagement. Als je tentoonstelling is afgelopen, wat dan? Engagement kan zich evengoed tonen in het vooropstellen van de verbeelding. Dat is het enige weerwoord wat we hebben. Wij kiezen de kant van de kunst.”

Juan-Pedro Fabra Guemberena, GILBERTO KNEELING, 1997
Lida Abdul, WAR GAMES (WHAT I SAW), 2006