Giorgio Andreotta Caló

Stefan de Graaf

Tijdens een bezoek aan een tentoonstelling van jonge en veelbelovende kunstenaars ben ik altijd extra alert. Er zijn namelijk altijd kunstenaars die opvallen in hun onopvallendheid. Soms wil een kunstenaar het publiek aangenaam verrassen door het werk buiten de gebaande paden te presenteren. Maar het kan ook voorkomen dat het werk zich plotseling aan je openbaart, alsof het een grap betreft, waarvan de clou je ineens – in een fractie van een seconde – duidelijk wordt. Als dat gebeurt word je verrast en soms ook een beetje overvallen.

Eén van de werken tijdens RijksakademieOPEN verraste mij op deze manier. Bij het naderen van de betreffende ruimte deed de algehele sfeer – een penetrante geur van sigarettenas, slechte verlichting, een stoel, grijze vloerbedekking, een brede tafel voor een groot afgedekt raam en een oude buizenradio – mij niet in eerste instantie denken aan een kunstwerk. Eerder aan een kamertje dat door bewakingspersoneel zou kunnen worden gebruikt, of dat dient als een ruimte waar het schoonmaakpersoneel zo nu en dan een korte rookpauze neemt. Ik verlaat het muffe kamertje weer, en het enige teken dat verraadt dat het hier gaat om een kunstwerk is een titelbordje, met daarop: 45 Giorgio Andreotta Caló, Fellowship Cees en Inge de Bruin-Heijn. Ik ga toch weer naar binnen.

Het grote raam waarvan ik aanvankelijk dacht dat het afgeplakt was met een lichtgrijze folie – net als mensen die hun raam aan de straatkant van beneden tot op ooghoogte afplakken zodat voorbijgangers niet ‘per ongeluk’ naar binnen kunnen gluren – blijkt, nadat ik op m’n tenen ga staan om naar binnen te kijken, een spiegelend wateroppervlak te zijn. De ‘clou’ openbaart zich: het raam is de grens tussen het kleine kamertje waar ik mij bevind en een aangrenzende grote ruimte (het oorspronkelijke atelier) die gevuld lijkt te zijn met (troebel) water – tot op ooghoogte nota bene. Ik voel mij licht ongemakkelijk bij de gedachte dat het raam elk moment kan springen of dat het kozijn toch niet sterk genoeg blijkt. Het kamertje is kleiner geworden, het isolement en de beklemming voelbaar.

Maar het werk is niet alleen uit op dit effect van verbazing en overweldiging. Een dergelijk effect is namelijk net zo vluchtig als de clou van een grap: je legt het gemakkelijk weer naast je neer. Maar na de verbazing volgt met dit werk de afwachting. De diepe tafel die over de gehele breedte van het raam staat opgesteld, samen met de andere aanwezige attributen (radio, zaklamp, stoel, asbak), geven je het idee dat de op de loer liggende verveling hier het hoofd geboden moet worden. Is er dan iets bijzonders te zien? Zou uren wachten uiteindelijk beloond worden? Zou uit het troebele grijs plotseling iets tevoorschijn komen? En zo ja, zal deze beloning de verveling kunnen compenseren? Immers: des te langer het wachten duurt, des te groter de traktatie.

Of de toeschouwer getrakteerd zal worden op een spectaculaire verschijning waar bijvoorbeeld de verrassende onderwaterwereld zich openbaart – een associatie met Sealife kon ik niet onderdrukken – valt sterk te betwijfelen. Andere werken van Andreotta Caló(1979), zoals zijn vorige presentatie tijdens de RijksakademieOPEN, raken aan thema’s als langzame verandering, herinnering en verval. De kern van dit werk heeft net als zijn eerdere werken een metaforische lading. Het gaat niet alleen om het overweldigende gevoel, maar ook over onzichtbare processen van vergankelijkheid, verderf en verval (maar ook van leven!), die zich voor je ogen in het stilstaande water voltrekken. Je ziet het niet, maar je ervaart het wel.

RijksakademieOPEN

Zaterdag 27 en zondag 28 november 2010