Regenereren met Marina Abramovic

Ingrid Commandeur

We hebben in Nederland maar één kunstenaar rondom wiens persoonlijkheid en kunstenaarschap een ware mythe is ontstaan: Marina Abramovic. Wie kent niet de indringende zwart-wit foto's van haar performance The Lips of Thomas uit 1975? In deze twee uur durende performance at een naakte Abramovic met engelengeduld een hele pot honing leeg. Vervolgens dronk ze een liter rode wijn, brak het wijnglas met haar hand en sneed met een scheermesje een vijfpuntige ster in haar buik. Even belangrijk voor de mythevorming rond haar persoonlijkheid was het feit dat ze jarenlang deel uitmaakte van het inmiddels legendarisch geworden kunstenaarsduo Ulay en Abramovic. Het dramatische afscheid van haar partner in de kunst én geliefde na de The Great Wall Walk, een maandenlange wandeling over de Chinese Muur die Abramovic en Ulay ieder afzonderlijk aflegde, betekende tegelijkertijd een belangrijk keerpunt in haar artistieke loopbaan. Naast haar performances ging ze nu ook sculpturale objecten maken. Met The Great Wall Walk had ze voor het eerst een ‘performance' gedaan waarbij het publiek niet fysiek aanwezig was. Om het publiek toch deelgenoot te maken van haar ervaringen begon ze met het ontwikkelen van een serie transitory objects. Deze beschouwde ze niet als sculpturen maar als objecten die een min of meer spirituele ervaring moesten oproepen bij het publiek. Ze maakte deze objecten daarom van materialen die volgens haar bepaalde energieën bezitten, zoals hout, ijzer, koper, en allerlei mineralen. Daarnaast zijn al deze objecten gebaseerd op de basisposities: zitten, staan en liggen. Een goed voorbeeld hiervan is het werk Red Dragon. Sitting (1991) dat bestaat uit een grote aan de muur bevestigde plaat koper, waaraan één vlak is bevestigd om op te zitten, één vlak om de voeten op te steunen en een ‘kussen' van rode kwarts om het hoofd tegenaan te leunen.

Of Shoes for Departure (1990): grote brokken steen waaruit een gat is gehouwen zodat je er met je voeten in kunt staan, een soort klompen gemaakt van amethist. Instructies voor het publiek: ‘Ga met blote voeten in de schoenen staan. Sluit u ogen, probeer bewegingsloos te blijven staan en vertrek'. De boodschap achter deze instructies is duidelijk: de Westerse mens is het contact tussen lichaam en geest aan het verliezen en Abramovic wil ons uitdagen dit contact weer te hervinden. En nadat ze haar transitory objects op talloze internationale tentoonstellingen heeft laten zien, worden nu voorzichtige stappen gezet in de richting van de openbare ruimte. Dit jaar realiseerde ze permanente werken in de openbare ruimte in Japan, Zwitserland en Zweden en kon ook Amsterdam zich verheugen op een echte Abramovic. Op de hoek van de Beethovenstraat en de Gerrit van der Veenstraat staat sinds november vorig jaar The Regenerator. Een grote koperen cirkel waarin zeven zitvlakken van mineralen zijn verwerkt. Instructies voor het publiek: "Zit op een van de mineralen. Regenereer. Tijd: onbeperkt". De Beethovenstraat met zijn drukke winkelende publiek lijkt een vreemde locatie voor dit kwetsbare werk van Abramovic. En omdat er over de artistieke kwaliteit van haar werk niet veel meer te discussiëren valt – je vindt de esoterische inhoud van haar werk intrigerend of juist helemaal niet – is de hamvraag: komt haar werk tot zijn recht in de openbare ruimte?

Het is verstandig hierbij de nodige scepsis te betrachten want als we de krantenkoppen moeten geloven is het één en al kommer en kwel op het gebied van kunst in de openbare ruimte. ‘Niets is zo ondankbaar als hedendaagse buitenkunst', kopte het NRC Handelsblad vorig jaar naar aanleiding van de manifestatie 2001. A Public Space Odyssey. "Buitenkunst mag niet te veel opvallen en niet shockeren, niet te duur zijn, niet in de weg staan, niet onbegrijpelijk zijn. Buitenkunst mag eigenlijk geen kunst zijn.", was het vernietigende oordeel van Hans den Hartog Jager. Ook Janneke Wesseling noemde de rol van de kunst in de openbare ruimte ‘omstreden' in een later artikel waarin ze onder andere het Beeldenterras in Rotterdam bespreekt. En hoewel er genoeg argumenten uit hun stukken te halen zijn die hout snijden, lijkt het zwarte pessimisme dat eruit spreekt ons geen stap verder te helpen. Met het louter aanhalen van de slechte voorbeelden worden de goede, die er zeker wel zijn, vergeten. Noch de kunstenaar, noch de opdrachtgever vindt in de kunstjournalistiek goede, beargumenteerde kritieken en beschrijvingen van projecten in de openbare ruimte waar inspiratie uit te halen valt. De kritieken sturen alleen maar aan op een patstelling, namelijk dat de museale ruimte op dit moment in de geschiedenis de enige geschikte ruimte zou zijn om kunst te tonen. En dat is idioot, want al jaren houden veel jonge kunstenaars zich bezig met de problematiek van publieke en private ruimten en met de betekenis en reikwijdte van het begrip openbaarheid in de moderne stad. Veel kunstenaars zoeken daarnaast naar een manier om de museale ruimte te verlaten om het aloude ideaal van de integratie van kunst en leven nieuw leven in te blazen. Het zou hypocriet zijn deze werken alleen in musea te laten functioneren. Kortom, naast al dat zure pessimisme kunnen we wel wat meer opbouwende kritieken gebruiken. Het zou gemakkelijk zijn hier een negatieve recensie te geven van The Generator.

Wie de Beethovenstraat bezoekt zal daar niet met enige regelmaat een winkelende Amsterdammer zien regenereren. De conclusie dat daarmee het beeld mislukt is, is echter kort door de bocht. Want hoeveel van de drommen mensen die op internationale tentoonstellingen langs haar transitory objects zijn geschuifeld, hebben dit werk begrepen? De mate van concentratie die Abramovic met haar beelden van de toeschouwer vraagt is in een vluchtig tentoonstellingsbezoek nauwelijks op te brengen. Misschien is de Beethovenstraat ook niet de beste plek om te mediteren maar in ieder geval is er alle tijd en ruimte om het te proberen. Ik heb me alvast voorgenomen iedere week een ander mineraal te testen.