De grensvervaging tussen kunst en toerisme

Ingrid Commandeur

Onlangs was in Para/Site Art Space, gal rie voor hedendaagse kunst in Hong Kong, de tentoonstelling Travel Agency te zien van de Zwitserse kunstenaar Nika Spalinger.

Een typisch westerse tentoonstelling in een oosterse context. Het thema van de tentoonstelling was toerisme. Hoe ervaart men toerisme in een globale economie, wat betekent het voor mensen op persoonlijk niveau en waar liggen de grensvlakken met de beeldende kunst? Al eerder had Spalinger in het Zweedse Helsingborg een project georganiseerd met een vergelijkbare inhoud, getiteld The Bourgeois Show. In het kader van dat project organiseerde ze een wedstrijd onder lokale kunstenaars in Helsingborg die werden gevraagd ideeën in te brengen voor nieuwe, toeristische attracties in de stad. Kunst en experience economy gingen hier hand in hand. Er werd ook gediscussieerd over onderwerpen als: zou kunst een rol in toerisme moeten spelen, zo ja, onder welke condities dan? Zijn kunstenaars in staat te reageren op complexe situaties en kunnen ze samenwerken op interdisciplinair niveau?

Hong Kong, een stad met zeven miljoen inwoners, handelsnatie bij uitstek en groeiende toeristische stek voor mainland China: het zou de ideale uitvalsbasis moeten zijn voor een vergelijkbaar project. Want Hong Kong heeft het allemaal: overbevolkte wegen in Kowloon, dwars door het winkelgebied heen waar de benzinedampen je naar het hoofd stijgen; luxueuze winkelstraten met peperdure modehuizen op Hong Kong Eiland; ’s werelds snelste en meest efficiënte metrosyteem; de langste brug; maar ook stranden en klim- en wandelgebieden die zijn omgetoverd tot heuse toeristische resorts waar de Chinezen de in rap tempo groeiende, stedelijke gebieden ontvluchten. Het is één grote, vibrerende totaalervaring.

Dat gold helaas niet voor de tentoonstelling Travel Agency van Nika Spalinger die bestond uit een aantal schilderijen, twee videoinstallaties en een interactieve installatie. De koele, grijsblauwe schilderijen van Spalinger toonden gestileerde, alledaagse voorwerpen die verwezen naar zogenaamde non-places: een verdwaald karretje met koffers op een vliegveld, een tafel met onpersoonlijke voorwerpen die je zou kunnen aantreffen in een wegrestaurant of een vergeten hoek in een bejaardentehuis. Aardige schilderijen, maar niet bijzonder.

Spalinger interviewde ook een aantal mensen uit Hong Kong en vroeg hen te fantaseren over een reis. De mensen die deze denkbeeldige reizen maakten, waren op een reeks tv-monitoren te zien. Door het stellen van vragen hielp Spalinger haar gasten hun fantasieën te visualiseren. Net zelf mijn eerste hotelkamer betrokken in de klamme, drukke metropool, was ik wel nieuwsgierig naar de reisverhalen, maar die brachten je niet echt in vervoering. Zoals het een echte, westerse kunstenaar betaamt liet Spalinger het echter niet bij een video-installatie: er kon ook geparticipeerd worden. Voor één Hong Kong Dollar bood Spalinger de toeschouwer een ‘vakantie’ aan. Je kon in een gammele plastic koker gaan zitten, een koptelefoon opzetten en dan loodste Spalinger je hoogst persoonlijk door jouw gevisualiseerde reis heen. Is dat niet ronduit vermoeiend te noemen? Hoeveel kunstenaars hebben deze techniek inmiddels al niet gebruikt in alle mogelijke varianten?

Ik herinner me nog hoe een kunstenaar, exposerend in het Moderne Museet in Stockholm, mij jaren geleden met een kaart de stad in liet rijden op zoek naar een reeks persoonlijke, door speciale gasten uitgekozen locaties. En daar zouden door de jaren heen nog vele door kunstenaars uitgezette ‘ervaringsreizen’ op volgen. Niet in de laatste plaats bijvoorbeeld de P-Reizen van kunstenaarscollectief G.A.N.G., die trouwens op een veel interessantere manier de grenzen weten te verkennen tussen kunst en toerisme dan Spalinger. De manier waarop G.A.N.G. De Inkijk, de kleine expositieruimte van SKOR, wist om te toveren tot een geloofwaardig reisbureau was zoveel interessanter dan Spalingers’ bleke aftreksel hiervan. Maar hier in Hong Kong was het vast ‘vooruitstrevend’ te noemen dat de voorgevel van Para/Site omgetoverd was tot een reisbureau met een slap hangende banner en een tv-scherm.

Misschien nog wel het meest schrijnende onderdeel van de tentoonstelling was de videoregistratie van een interview dat Spalinger hield met Lee Kam Han, hoogleraar toerisme en management aan de Chinese Universiteit van Hong Kong. Het interview moest gaan over de grensvlakken tussen beeldende kunst en toerisme. In eerste instantie léék er ook sprake te zijn van een gesprek, maar wie beter luisterde – of wat ervaring heeft in het herkennen van de culturele verschillen tussen Europese en oosterse kunstopvattingen – werd pijnlijk duidelijk dat de twee volledig langs elkaar heen praatten. Ik had het zelf al verschillende keren meegemaakt met het interviewen van curatoren of kunstenaars in China: mijn taal en vragen waren die van hen niet. Het kostte veel tijd en geduld om ergens te komen. Spalinger leek zich hier bepaald niet van bewust. Met verve stak ze van wal om de professor de verdiensten van de Europese kunst te onderwijzen. "Kunstenaars proberen steeds vaker te zoeken naar een relatie met de maatschappij. Ze willen graag een rol spelen binnen verschillende disciplines en gebieden van de maatschappij. Zo hoorde ik laatst van een project waarbij kunstenaars vanuit de hele wereld werden opgeroepen om in een laboratorium te werken. Een kunstenaar diende een project in over het beïnvloeden van ijskristallen door middel van geluid en kreegdankzij dit project de beschikking over een echt laboratorium. Kunstenaars ontwikkelen zo een creatieve manier van denken binnen andere disciplines", aldus Spalinger. "Tuurlijk, tuurlijk", antwoorde de professor, "creativiteit en innovatie zijn belangrijk voor mensen, en kunstenaars kunnen een bijdrage leveren aan een wetenschappelijke ontdekking." Vervolgens haalde hij het voorbeeld aan van een acteur die zo goed op commando gezichtsuitdrukkingen en emoties kon oproepen dat hij bruikbaar was voor psychologisch onderzoek. Kam Han begreep blijkbaar geen snars van Spalingers’ ideologie van de relatie tussen kunst en many different spheres, desalniettemin zette ze haar monoloog voort zonder te luisteren naar haar gesprekspartner. Het was ronduit schrijnend.

De tentoonstelling beschouwend, dacht ik: dit zijn dus de huidige ingrediënten van ons westerse kunstbegrip: de uitgebreide theoretische verantwoording van het thema van de presentatie; de interactie met de toeschouwer en de daarmee samenhangende hang naar de ideologie van de do-it-yourself–ervaring; de slaapverwekkende ideologie van de interdisciplinariteit en de creatieve inbreng van de kunstenaar, die als een soort eigentijdse Michelangelo innovatieve denkbeelden de maatschappij in katapulteert; het zo mogelijk nog slaapverwekkender debat over publieke kunst en ten slotte: de uitgemergelde ideologie van site specific installaties en kunstenaars die van plek naar plek reizen, reagerend op situaties en sociale contexten waar ze uiteindelijk alleen maar oppervlakkig naar verwijzen. Spalinger verbleef misschien hooguit twee weken in Hong Kong voor haar interactie met de stad en onderzoek naar de relatie tussen kunst en toerisme. En waar kwam ze op uit? Een paar flauwe schilderijen en video-installaties.

Alles wat zo intrigerend was aan deze stad: de bijna aan sciencefiction grenzende schoonheid en efficiëntie van al die duizenden stromen met reizigers die binnen enkele minuten een afstand overbruggen drie keer zo groot als Amsterdam; het prestige en de economische vooruitgang die de stad uitstraalt; de vreemde mengeling tussen oost en west en de broeierige, onderhuidse politieke conflicten over de toenemende heerschappij van China over Hong Kong. Hong Kong als cultural desert, een stad waar de kunstenaars zijn lamgeslagen door de torenhoge prijzen voor appartementen, het gebrek aan onderwijs en waar het goede geld verdwijnt in een gat van obligate, publieke projecten en de torenhoge overhead van behoudende, stedelijke musea. Hong Kong als onderdeel van de studie naar de Pearl River Delta, ontdekt door Rem Koolhaas, en nu bijna de meest bestudeerde locatie ter wereld. Dit en nog veel meer; Spalinger deed er niets mee en van een werkelijk dialoog tussen de paar mensen uit Hong Kong die ze wél sprak was geen sprake. Het schaamrood stond me als Europeaan op de kaken, dat wij niet meer te bieden hadden dan dit geneuzel over de relatie tussen kunst en toerisme. Zittend op een terrasje in Yau Ma Tei, Kowloon, las ik in een bij Para/Site opgeduikeld boekje het volgende: “The so-called adding theory to art also means: risking the position that theory is a means to private perfection, rather than to human solidarity”. Ik kan de auteur van deze tekst nu even niet vinden, maar ik wil er toch graag mee afsluiten.

TRAVEL AGENCY, Nika Spalinger

Para/Site Art Space, Hong Kong, 16 apr tm 10 mei 2004