Barteld, VISSEN, 2008

Zonder de tomeloze inzet van Thom Mercuur was er geen Museum Belvédère bij Heerenveen geweest. Hij heeft, gesteund door velen, ervoor gezorgd dat deze architectonische kijkdoos, dwars over het verlengde Canal Grande van het landgoed Oranjewoud heen, in de herfst van 2004 werd geopend. In 2006 werd het ontwerp van architect Eerde Schippers zelfs door de Bond van Nederlandse Architecten uitgeroepen tot Gebouw van het Jaar.

Mercuur heeft als eerste directeur en conservator een verzameling werken van Friese moderne en hedendaagse kunstenaars bijeen gebracht, hoofdzakelijk schilderkunst. Zij hebben gemeenschappelijk dat zij het licht proberen te vangen, de ruimte, de melancholie van het land dat overgaat in zee en weer land wordt. Die eeuwige cyclus van de herhaling die nooit hetzelfde is. Mercuur beperkte zich in zijn aankopen niet tot Friese kunstenaars, maar verwierf werken van vele binnen- en buitenlandse kunstenaars met een verwante thematiek, veelal landschappen met een expressionistische ondertoon. Museum Belvédère is zeker geen provinciaals museum geworden.

In 2008 nam Mercuur afscheid en werd uitgever. Nu, ter viering van het eerste lustrum van het museum, toont hij nog eenmaal zijn persoonlijke keuze in de tentoonstelling Eb & Vloed. Het is een poëtische tentoonstelling geworden over duinen, strand, vogels, havens en vissen. En over de zee, die het daglicht vasthoudt tot lang in de avond. Bij de keuze van Mercuur is uitleg overbodig. Het is duidelijk genoeg waar de tentoonstelling over gaat: de onbenoembare schoonheid van het verstilde dat ontroert. Stel je eens voor dat Giorgio Morandi in plaats van zijn bekende stillevens van flessen en potjes op tafels zeegezichten had geschilderd. Zoiets.

Het schilderij Strand en Zee uit 1925 bijvoorbeeld, van de Amsterdammer Johan van Hell (1889-1952), komt daar dicht bij in de buurt: gedempte tonen met drie banen blauwgrijs getinte lucht en schuin weglopende blauwbruine stroken zee en strand. Een leeg strand en een kalme zee, waartussen het water in getijden oneindig heen en weer beweegt. Ook zijn er dertien recente abstracte werken van de Zeeuw Dave Meijer (1955) in de tentoonstelling opgenomen. Ondanks hun abstractie tonen deze relatief kleine olieverfschilderijen een enorme ruimtelijkheid. Met een enkele streek van een grove kwast worden grenzen aangegeven. De horizon verandert daarmee in ‘horizee’, om met schrijver Hafid Bouazza te spreken, of in ‘horiland’. Deze werken sluiten naadloos aan op de thematiek van Strand en Zee van Van Hell. En daarmee in de opzet van de tentoonstelling, die ook over kijken en zwijgen gaat. Hier geen theoretische beschouwingen, geen ‘weten’ dat op de kunst wordt geplakt. Gebeurde dat maar meer, denk ik dan: kijken en zwijgen. Deze tentoonstelling dwingt daar toe. Zoals het gehele gebouw dat doet, geplaatst in en kijkend over het Friese land.

Barteld Evenhuis, kortweg Barteld (1956), is één van de voor mij onbekende kunstenaars in de tentoonstelling. Hij dwong zichzelf bewust te kijken toen hij zich vorig jaar een straf regime oplegde om elke dag tenminste twee aquarellen te maken van het uitzicht uit het keukenraam. Een studie in het kijken naar het nieuwe in het alledaagse. Dat bleken subtiele wijzigingen in het licht van de verte, want Barteld woont in het gehucht Lioessens in Noordoost Friesland, tegen het Lauwersmeer aan. Ik zie hem zo voor me, zoals hij daar gezeten heeft, zwijgend en kijkend uit het keukenraam, terwijl de tijd in wisselende kleurvlakken werd gevat.

Barteld schildert bovendien veel vissen. Zo zweeft er langzaam een school voorbij in het werk Vissen, voelbaar bijna, met de eb en de vloed van de voormalige Lauwerszee. Iedereen ziet dat het vissen zijn, in al hun eenvoud en rechtlijnigheid. ‘Ontroering is meer dan het weten’, zei Mercuur eens in een interview. Het vat de teneur van zijn afscheidstentoonstelling kernachtig samen. Eb & Vloed toont immers aan dat het beantwoorden van het waarom van kunst niet altijd nodig is.

EB & VLOED
Robert Zandvliet, Alex van Warmerdam, Jan Roos, Dave Meijer, James Ensor, Théo van Rijsselberghe, Constant Permeke, Krin Rinsema, Theo van Doesburg, e.a.
19 december 2009 t/m 7 maart 2010

Museum Belvédère
Oranje Nassaulaan 12, Heerenveen – Oranjewoud

Johan van Hell, STRAND EN ZEE, 1924

Kleur in beweging

Ilga Minjon
Katja Mater, exhibition overview CONSTRUCTIONS OF COLOUR, 2009 (courtesy Heden)

Katja Mater (1979) presenteert in Heden in Den Haag werk van het afgelopen jaar en de publicatie Study On Colour. Ze zijn het resultaat van haar experimenten met de kleurtheorie en het medium fotografie. In de publicatie is een hoofdstuk uit het boek Middle of Nowhere van kunstenaar en schrijver Will Holder opgenomen, waarin hij stelt: ‘Met een foto zijn wij geneigd ons ongeloof uit te schakelen, we denken dat het concreet naar de echte wereld verwijst.’ Holder wijst op de beperking van onze automatismen bij het aanschouwen van foto’s. In een fictieve dialoog raakt hij aan filosofische gedachten over de toekomst, de tastbare werkelijkheid en de eventuele achterdocht jegens de waarneming van de werkelijkheid. Zouden het deze kwesties zijn die Maters fascinatie voor licht op film hebben aangewakkerd? Haar werk draait immers om het blootleggen van de eigenschappen en (on-)mogelijkheden van de fotografie.

Direct bij binnenkomst van de tentoonstelling, getiteld Constructions of Colour, zijn er twee foto’s te zien, waarin Mater kleur op een schematische manier behandelt. Ze blijken een passende inleiding te zijn op het werk in de hoofdruimte van de tentoonstelling, waarin het onderzoek naar de constructie van kleur centraal staat. De tentoonstelling vormt een vrij ingetogen geheel. Op grote foto’s is steeds een pastelkleurige cirkel te zien. Ze zijn zalmroze, zandkleurig, grijs of blauw, met erachter een menselijke gedaante op een neutrale achtergrond. De kleuren zijn als het ware samengesmolten: ze zijn het effect van ronddraaiende kleurschijven, gefotografeerd met een lange sluitertijd. Een diaprojector laat zwart-wit afbeeldingen zien van de soms aandoenlijk geknutselde (kleur-)schijven in stilstand. De dia’s geven aan dat het Mater niet te doen is om de esthetische waarde van een enkele foto. Maar wat er echt schuilgaat achter de kleurenfoto’s wordt pas duidelijk bij inspectie van de publicatie.

Die publicatie vormt een onontbeerlijk onderdeel van de tentoonstelling. Hier ontvouwt zich het concept van Mater indirect, en voltrekt de constructie van kleur zich verder. Op de pagina met bovenin gedrukt ‘Index: The Human Colour Wheel’ staat een overzicht van verschillende kleurschijven en hun uiteenlopende materialen. De index geeft een groter aantal zelfgefabriceerde schijven dan er op de kleurenfoto’s aan de muur te zien is. Iedere getoonde kleurenfoto is dus het resultaat van een verschillende schijf, met ander (maar overigens niet meer herkenbaar) materiaal gemaakt. Het blijkt nu dat in het eigenhandig maken van de kleurschijven de essentie van Maters werk ligt en de foto’s een middel, misschien zelfs een bewijs zijn om de mogelijkheden van fotografie te laten zien.

De kleurenfoto’s en de zwart-wit projecties van de kleurschijven vormen niet alleen visueel, maar ook qua positionering in het onderzoeksproces een contrast. Bovendien gaan de registrerende mogelijkheden van de fotografie en Maters persoonlijke kleurexperiment een dialoog met elkaar aan. De herhaling die de kleurenfoto’s suggereren, blijkt slechts optisch te zijn. Mater zet de kleurschijven naar haar hand. De samensmelting van de kleuren is dan wel een natuurkundig feit, maar de kunstenaar laat zien wat de fotografie kan doen met de ‘werkelijke’ wereld. Zo wordt de constructie van kleur bevraagd, en beantwoord met een wedervraag over de grenzen van onze waarneming. Met de fotografie als medium en onderwerp tegelijk verwijst Maters werk als een conceptuele reflectie naar zichzelf. Wanneer je je hiervan bewust wordt, krijgt de expositie Constructions of Colour een diepere betekenis. Wat hier gebeurt is interessant, en het maakt nieuwsgierig naar de voortzetting van Maters onderzoek. Ook geeft het aan, dat er relevante vraagstukken open liggen over de inhoudelijke reikwijdte van fotografie, die gehoor kunnen krijgen in een conceptuele benadering van het medium.

CONSTRUCTIONS OF COLOUR
Katja Mater
6 december 2009 t/m 30 januari 2010

Heden
Denneweg 14, Den Haag

Katja Mater, 38 COLOURWHEELS (on 80 slides), 2009 (courtesy Heden)
Katja Mater, 38 COLOURWHEELS (on 80 slides), 2009 (courtesy Heden)
Katja Mater, 38 COLOURWHEELS (on 80 slides), 2009 (courtesy Heden)

De bewerkte foto’s van Ruth van Beek (1977) zijn vervreemdend en humoristisch. Van Beek gebruikt gevonden materiaal, zoals dia’s, snapshots of plaatjes uit albums of kranten. Door haar kleine ingrepen (het aanbrengen van een herhaling, een toevoeging of door iets weg te laten) vertellen de bewerkte foto’s nieuwe, vaak onwerkelijke verhalen. Haar beeldinterventies brengt plaatsen, gebeurtenissen en tijden bij elkaar die niet kloppen, maar visueel steeds een bedrieglijk passend nieuw geheel vormen.

RUTH VAN BEEK
9 t/m 30 januari 2010

SBK Breda / Galerie 48
Markendaalseweg 48, Breda

Reïncarnatie in Siberië

Alexander Mayhew
Marjan Teeuwen, VERWOEST HUIS KRASNOYARSK

Krasnojarsk is met een populatie van bijna een miljoen inwoners de op twee na grootste stad van Siberië. Het is een van de grootste producenten van aluminium en sinds het aantreden van burgemeester Pyotr Pimashkov in 1996 is de stad er flink op vooruit gegaan. Historische gebouwen zijn gerestaureerd, asfalt op voetpaden is vervangen door straatstenen, talloze pleinen zijn aangelegd en er wordt gezorgd voor betaalbare huisvesting. Krasnojarsk behoort al jaren op rij tot de meest leefbare Russische steden en in 2006 werd de burgemeester zelfs verkozen tot beste burgemeester van Rusland.

Iemand die net als de burgemeester hoge ogen gooit in Krasnojarsk is de Nederlandse kunstenaar Marjan Teeuwen (1953), die onlangs de Grand Prix van de Krasnojarsk Museum Biënnale in ontvangst mocht nemen. Zij won deze prijs voor haar project Verwoest Huis Krasnoyarsk. In 38CC in Delft geven documentaire foto’s en een videowerk inzicht in dit meest recente project van Teeuwen, waarvoor zij van het Krasnoyarsk Museum Centre een groot leegstaand houten huis ter beschikking kreeg. Het hout, waaruit het huis was opgebouwd, gebruikte Teeuwen om de binnenkant van het huis totaal te transformeren. Planken werden van de buitenkant van het huis gesloopt om in stukken gezaagd en eventueel van witte of zwarte verf voorzien onderdeel uit te maken van een architectonisch interieur, dat niet meer herinnert aan hoe de ruimtelijke indeling er eerder uitzag. Door muren, plafonds en vloeren door te breken en met de gesloopte planken nieuwe afscheidingen te creëren, ontstonden er ruimtes die doen denken aan de achttiende-eeuwse architectuurfantasieën van de Italiaanse Giovanni Battista Piranesi. Net als bij Piranesi, wiens Carceri d’Invenzione (imaginaire gevangenissen) worden gedomineerd door grootse arcaden in onmogelijke perspectieven en galerijen die nergens naar toe leiden, is het in het huis van Teeuwen voor de toeschouwer bijzonder lastig zijn positie te bepalen. De foto’s en het videowerk in 38CC geven, gelijk Piranesi’s etsen, een intens beeld van deze vervreemding, zonder zelf in het huis te zijn geweest.

Door gebruik te maken van het materiaal waaruit het huis is opgebouwd reïncarneert Teeuwen als het ware het huis tot een andere vorm. Deze manier van werken doet sterk denken aan de building cuts en intersects van beeldend kunstenaar Gordon Matta-Clark. Hij ging over tot het verwijderen van secties uit vloeren, plafonds en muren van verlaten gebouwen om zo de perceptie van het gebouw en de directe omgeving te veranderen en de psychologische en sociale aspecten van architectuur aan de orde te stellen. Bij Teeuwen zou kunnen worden gesproken van building reincarnation of building recycling. Zij verandert het aanzicht van het interieur radicaal, waardoor de beschouwer niet alleen letterlijk zijn positie dient te bepalen, maar ook die ten opzichte van de functie of waarde van de herschapen interne omgeving.

Wat beide kunstenaars gemeen hebben, is het loslaten van het functionele aspect van de architectuur. De door Matta-Clark in het leven geroepen term anarchitecture (een combinatie van anarchie en architectuur) lijkt ook toepasbaar op het werk van Teeuwen, in die zin dat zij zich aan de bruikbaarheid van de door haar geschapen ruimte niets gelegen laat liggen. Desalniettemin oogt haar werk wel degelijk planmatig en overwogen. De vormen van de uitsnijdingen en het gebruik van zwart en wit zijn niet lukraak gekozen, maar dienen uiteindelijk een coherent beeldpatroon op te leveren. Waar bij Matta-Clark het gebouw, ondanks zijn ingrepen, nog herkenbaar is, gaat Teeuwen daarentegen verder en lijkt zij het huis ondergeschikt te maken aan het uiteindelijk gewenste beeldpatroon. Het pand hoeft slechts de middelen hiertoe te leveren.

Bouwen en afbreken liggen bij Teeuwens werk in elkaars verlengde. De grote fotowerken die ook op de tentoonstelling worden getoond zijn de inmiddels bekende registraties van de omvangrijke installaties die zij onder andere in haar eigen huis bouwde. Deze bestaan uit immense stapelingen van haar eigen bezittingen of van allerlei soorten bouwmaterialen. Ooit werd opgemerkt dat Teeuwens obsessieve bouwlust op schijnbaar gespannen voet staat met de deugdelijkheid van het bouwwerk, omdat instorting elk moment nabij lijkt te zijn. Bij de installatie in het huis in Krasnojarsk volgen het afbreken en het bouwen elkaar niet op, maar vonden ze gelijktijdig plaats. Uiteindelijk is het hele huis neergehaald, en resten de foto’s als gedenktekens voor een efemere constructie.

MARJAN TEEUWEN
12 december 2009 t/m 17 januari 2010

Creatief Laboratorium 38CC
Hooikade 13, Delft

Marjan Teeuwen, VERWOEST HUIS KRASNOYARSK

TENT. brengt met de tentoonstelling Florida de bloeiende culturele infrastructuur van Rotterdam-Zuid onder de aandacht. Vier verschillende nieuwe kunstenaarsinitiatieven kregen elk maximaal een week om zich op locatie in ’t Gemaal te presenteren, resulterend in een experimentele soundgallery en podium voor talloze performances en presentaties door achtereenvolgens DE PLAYER, Kunstelevator, het collectief ADA (bestaande uit Deirdre M. Donoghue, Esmé Valk, Gerwin Luijendijk, Maja Bekan, Margo Onnes en Sjoerd Westbroek), bureau SENSATIONAL MIX (Roland Groenenboom en Nathalie Houtermans) en stichting NAC (Nieuwe Ateliers Charlois). Momenteel is alleen de laatste nog te zien, dus haast je, of bekijk het boek Op Zuid, dat bij dit project gepresenteerd wordt. Of bezoek de initiatieven zelf, natuurlijk.

FLORIDA
ADA, DE PLAYER, Kunstelevator, NAC en SENSATIONAL MIX
12 december 2009 t/m 24 januari 2010

’t Gemaal
Pretorialaan 141, Rotterdam

Publicatie: OP ZUID. DE KUNST VAN ROTTERDAM-ZUID (red. Marjolijn van der Meijden, Minke Themans en Siebe Thissen). NAI Uitgevers / € 29,50 / 264 p.

Andrew Keen met blote armen in een koud Paradiso

Dat iedereen een tentoonstellingsmaker is, is een aantrekkelijke gedachte maar natuurlijk niet waar. Slechts weinigen beheren kunstwerken of stellen kunst tentoon. Wel cureert een groeiend aantal mensen inmiddels zijn eigen leven: ze beheren hun Flickr-account, hun Facebook-profiel, hun Linkedin-relaties en ze bepalen wie wel en niet mag meepraten in hun Twitter-stream. Het is moeilijk genoeg om daar een coherente show van te maken, daar niet van, maar met kunst heeft het weinig te maken. Eerder met persoonlijke marketing.

Maar een symposium bezoek je voor de sprekers, niet om de waarheid te vinden. Bij Me You and Everyone We Know is a Curator waren Andrew Keen en Bruce Sterling de publiekstrekkers. Interessante sprekers, cultuurpessimist Andrew Keen vanwege zijn boek The Cult of the Amateur (2007) en siencefictionschrijver Bruce Sterling omdat hij een zo mogelijk nog donkerder toekomstbeeld schetst dan Keen. Eentje waarin wij, het publiek, er niet langer toe doen. We zijn passé, aan de kant geschoven door de ‘digital natives’ (iedereen geboren na 1990). Verwachtte je als bezoeker op dit symposium iets te horen over cureren in de 21e eeuw, blijken we allang omgeven door digitale rotzooi en digitaal verval – resten van een revolutie waarvan ik dacht dat hij nog moest beginnen. Sterlings verhalen hebben de verlammende urgentie van klimaatwaarschuwingen: je vermoedt dat iets onafwendbaars aan het gebeuren is en tegelijkertijd vrees je dat je er in het hele proces niet toe doet, tenslotte ben je geen ‘digital native’.

Andrew Keen, de tweede spreker, schetste vervolgens een pessimistisch beeld van de invloed van internet op onze cultuur. Die invloed is desastreus. Internet is een apenrots, waar degene die het hardst schreeuwt wordt gehoord – met kwaliteit heeft dat niets te maken. Het web wordt overspoeld door narcistische blogpostings en exhibitionistische filmpjes. Omdat bovendien op internet alles gratis is, is vrijwel niets van waarde. Maar ‘Free is not free,’ waarschuwt Keen. ‘We pay. We pay with the loss of our culture.’

Keen gelooft dan ook heilig in culturele poortwachters. Hij pleit voor mensen met kennis en smaak, die het kaf van het koren scheiden. Bezoekers van dit symposium. Zij moeten het lef hebben om te zeggen: ‘I do know more than you. It doesn’t make me go to heaven, but I do know more.’ Volgens Keen ligt de toekomst voor musea en kunstenaars niet online maar in de werkelijke wereld. Fysieke dingen, aanraakbare mensen, gebouwen van steen, bijeenkomsten als deze: symposia met mensen die wat weten, concerten in huiskamers, voorleesavonden in boekwinkels, unieke onherhaalbare performances. Dat vormt de nieuwe schaarste – en schaarste is wat handel mogelijk maakt.

Om zijn punt kracht bij te zetten twittert Keen twee dagen na afloop van het symposium: ‘For those asking about the availability of last week’s brilliant @bruces Amsterdam speech, it won’t be posted online. You had to be there…’ Wishful twittering, want tegelijkertijd verschijnt elders op het web een transcript van Sterlings speech.

Het symposium kende meer sprekers, maar was tegelijk een kleine apenrots die Sterling en Keen meer spreektijd toebedeelde dan de rest. Dit had tot gevolg dat Sarah Cook, als curator gespecialiseerd in nieuwe media, in haar vijftien minuten zó snel sprak, dat het leek of ze Sterling en Keen in haar nek voelde twitteren. Miranda July – performancekunstenaar en filmmaker aan wiens werk en werkwijze de titel en het thema van het symposium is ontleend – flitste in haar presentatie voorbij. Op internet krijgen Cook en July gelukkig wel alle ruimte en tijd.

Het symposium ME, YOU AND EVERYONE WE KNOW IS A CURATOR vond plaats op zaterdag 19 december 2009 in Paradiso, Amsterdam.

Bruce Sterling

In het kader van de Amsterdam Fashion Week organiseert de Gerrit Rietveld Academie in de laatste week van januari de RIETVELD BREIBIENNALE. Studenten van de Rietveld zullen het ondenkbare gaan breien: via ongebruikelijke breimachines en combinaties met andere technieken en door het toepassen van vreemde materialen.

RIETVELD BREIBIENNALE
28 t/m 31 januari

Gerrit Rietveld Academie in Chiellerie Gallery
Raamgracht 58, Amsterdam

Henrik Schrat, SEMELIBERG, 2008

What (supernatural) gift would you most like to possess?
I’d like to fly…
Can you describe your most recent ecstatic visual experience?
I am intrigued by romantic drawings from the 1810s right now, Peter von Cornelius, Schnorr von Carolsfeld and those other guys from the Nazarene Movement.
And, well, the quality of Chris Ware’s work drives me insane.
Of all your works, past and present, which is your favorite? Why?
Please describe it.

I am mostly in love with my newer works, if they are reasonable. There are two pieces I show in Diepenheim that drive me crazy. In the wood inlay series Intarsia, there is a one-eyed extraterrestrial woman, guess it’s a woman, with a baby – a one eyed baby of course – in her arms. And the baby cries. It is cute, it’s kitsch, but also moving. A flying saucer hovers above her and functions as a halo. In the other one, the one-eyed sits and stares in flowing water, dipping a stick, very melancholic. It’s the water under Frank Lloyd Wright’s house Falling Water and the house is in all its beauty above her on the hill. The vegetation has gone and the extraterrestrial being sits and stirs the water with a stick … and the wooden materiality makes it all very stiff, retro, but since the shapes are very comic it’s like an ethnographic object left from modernity. I just love them.
Can you describe a scene from a film that particularly affected you?
I love Blade Runner, especially the scene where the Nexus dies on the roof. Great Rutger Hauer – Dutch guy by the way!!
Which artist, living or dead, would you like to have visit your exposition?
Dante would be fantastic… Utamaro…I’d like to discuss with Utamaro, yes I do. Easier might be getting Mark Wallinger into play, whose irony and reflective intelligence but still deep honesty I admire.
If you could permanently remove an art movement from the history books, which one would it be, and why?
Hehe. If removing something always start with yourself. Visual Arts: Out!
Please describe your ideal visitor.
Female, around 50, dark hair, high heels, leather skirt and a deeeep voice. And she grunts slowly: ‘Yeahhhhhh. I love it’. And she kicks her heels into a piece, I guess.
And your ideal exhibition space?
Every non-art place is better than white cubes. Lots of history traces.
How would you explicate this exhibit to your parents?
Look mom, it’s like walking through a fairy tale, you are never sure what magic forces the images possess and what they mean. But you know, they are connected and it is essential for your survival to trust and to let yourself be tricked. Walk through the show and put the pieces together and if you have a story and you really believe that it is the story than that is the story indeed. It’s for the spooky evil that hovers over your little pension money and you never quite grasp it, what they talk about when they say CRISIS.
And dad, let’s go upstairs to the wood inlay works. You were a carpenter and you know how tricky it is to give wood a good finish. Its only eight different types of wood – that’s what the craft people in India work with – not more and not less. Yes, I worked with people in Mysore in India. They do it all by hand and they are really good at it. I was deeply impressed. Not one machine. What’s on the pictures? Well, I don’t know if that matters here. It’s science fiction but since it is old science fiction it might be more of a fairy tale. I used a quote from a movie from your youth and you might know it – did you see Forbidden Planet in the fifties? Not? Well, it’s in there. I made a melancholic review of modern belief in the future, in the shape of a slow and traditional technique. The wood objects look like remnants from an ethnological museum. They are just beautiful, you know…
What do you not want the visitor to miss while visiting the exhibition?
The narratives connecting the pieces.
What do you not want the visitor to see?
Mistakes.
What would you be (doing), if you weren’t an artist?
I would be dead.

Quimby The Mouse from This American Life on Vimeo.

Chris Ware, QUIMBY THE MOUSE, 2009, music: Andrew Bird, EUGENE

GINDS AAN DE EINDER, WAAR DE EENOOG ROUWT
Henrik Schrat
19 dec 2009 t/m 3 feb 2010

Kunstvereniging Diepenheim
Grotestraat 17, Diepenheim

Peter von Cornelius, Goethe's FAUST, 1811
Kitagawa Utamaro,18e eeuw

EGO #01

Basje Boer
Frida Kahlo, THE BROKEN COLUMN, 1944

Hoewel je het zelfportret misschien het makkelijkst associeert met de oude meesters van de schilderkunst en dus met mannen, koppel ik deze narcistische kunstuiting eerder aan vrouwen zoals Frida Kahlo en Cindy Sherman. In de portretten van Kahlo overheerst het persoonlijke levensverhaal terwijl Sherman eerder lijkt te ontsnappen.

‘Ik heb het gevoel dat ik anoniem ben in mijn werk’ zegt Sherman. ‘Als ik naar de foto’s kijk, zie ik nooit mezelf.’ Sherman begint in de jaren zeventig met het portretteren van zichzelf, hoewel altijd verkleed als een personage. Untitled Film Stills (1977-1980) is een serie van 69 foto’s waarvoor Sherman zelf poseert in verschillende outfits en decors die een verhaal suggereren. De personages die ze speelt zijn stereotiepe vrouwrollen: de bombshell, de sterke vrouw, het domme blondje, de dronken jetsetter.

Op de vraag waarom Sherman zelf voor haar foto’s poseert, noemt ze vaak praktische redenen: je model is altijd beschikbaar en heeft alle tijd, ze weet precies hoe ze moet zitten en waar het werk over gaat. Frida Kahlo gaf een soortgelijk antwoord op die vraag: ‘Ik schilder mezelf omdat ik vaak alleen ben.’

Het is moeilijk te geloven dat Kahlo alleen uit praktische overwegingen haar eigen model is. De schilderijen zijn dagboeken waarin ze verhaalt van haar vele operaties, een tumultueus huwelijk en miskramen. Ze neemt geen genoegen met schilderen van slechts haar beeltenis, ze schildert haar persoonlijkheid erbij.

Cindy Sherman doet exact het tegenovergestelde: ze ontdoet haar portret van karakter. In combinatie met 68 andere foto’s en 68 andere rollen is deze vrouw zowel uitdagend als verlegen als wanhopig en daardoor noch uitdagend, noch verlegen en noch wanhopig: Sherman laat 69 keer zien wie ze nièt is. Maar dat betekent nog niet dat haar foto’s geen zelfportretten zijn. Sherman legt haar verdwijning vast en dat is de kern van haar werk. Doordat ze haar verlangen toont om zich te verstoppen, toont ze juist wie ze is.

Cindy Sherman, UNTITLED FILM STILL #15

Op zaterdag 19 december organiseert het Graphic Design Museum in Paradiso een symposium over kwaliteit in een tijdperk van visuele overvloed. Met onder andere Bruce Sterling (Beyond the Beyond), Andrew Keen (The Cult of the Amateur), Rick Poynor (The death of the critic) en Henk Oosterling.

Op internet is iedereen een ontwerper, een schrijver, een kunstenaar. Elke dag komen er honderdduizenden beelden bij, die de fysieke wereld vaak niet eens bereiken. Hoe worden we wijs uit die enorme visuele overvloed? Wie bepaalt welke werken de moeite waard zijn?

Ondertussen zoeken musea naar manieren om hun collecties online toegankelijk maken. Kunnen zij daarbij hun traditionele rol als poortwachters van kwaliteit handhaven? Musea, maar ook bemiddelaars, beleidsmakers, kunstenaars en ontwerpers zullen hun positie moeten herzien. Het zoeken is naar nieuwe denkkaders en kwaliteitscriteria die van toepassing zijn op de online culturele wereld.

ME, YOU AND EVERYONE WE KNOW IS A CURATOR
zaterdag 19 december 2009 van 10.00 tot 16.30 uur
entree €25 of €10 (studenten)

Paradiso
Weteringschans 6, Amsterdam

Willehad Eilers

Noor Mertens

Tekeningen, animaties, foto’s en objecten, allen in een vinnige, cartooneske stijl, bevolken de studio van de Duitse Willehad Eilers (1981) zo massaal dat het overdondert. Zowel het geheel overtuigt als elk werk op zichzelf. Het verbaast dan ook niet dat tijdens de RijksakademieOPEN zijn studio gevuld is met publiek dat alles minutenlang observeert.

Eilers’ handschrift en beeldtaal komen duidelijk voort uit de straatcultuur en kunnen betiteld worden als een doorontwikkelde graffitistijl: veelal harde, scherpe lijnen en bijtende thema’s die soms prettig uit de bocht vliegen. De maatschappelijke kwesties die hij aansnijdt wekken – hoewel niet per se origineel – geen uitgekauwde indruk. Ook de teksten die zijn werk meermaals begeleiden hellen zelden teveel over naar het flauwe, maar zijn vinnig en prikkelend: ‘100 years from now we’ll all be 25 and top.’

Zonder tekst weet Eilers bovendien dit felle karakter in zijn werk te behouden, zoals in een tekening van twee hoge muren waarop ontelbare figuren met Abu Ghraib- en Klu Klux Klan-achtige hoofddeksels zitten. Een rivier scheidt de muren en daarmee ook de gedaantes van elkaar. De dubbele betekenis van de kappen komt terug in de voorstelling als geheel: hebben we hier te maken met meelijwekkende gevangenen die geen kant op kunnen of zijn dit wellicht geen slachtoffers maar daders?

Minder onrustbarend is de animatie van het onverzadigbare kipje. Wanneer het eet, en dat is het enige wat het wil en doet, vullen de nekkwabben zich en dijen daardoor langzaam uit. Met een simpele doch voorzichtige duw op een knop kan het gewillige publiek de frequentie van het eten reguleren. Het kipje, onverzadigbaar als het is, verlangt steeds naar meer, totdat zijn kwabben zich zo gevuld hebben met vet dat het in zijn eigen vlees bedwelmd wordt. Weg kip. Hier kan een parabel over het gulzige kapitalisme in gelezen worden, maar zonder maatschappijkritische ondertoon werkt de animatie ook.

Wie de catalogus van de RijksakademieOPEN erop heeft nageslagen, treft bij Eilers een weinig verhullende afbeelding aan: een blote man, helm op het hoofd, een Dobermann voor het kruis, grijpt brutaal tussen de benen van de bijna naakte vrouw naast hem. Wanneer je beter kijkt zie je dat het geen door Eilers getekende of geschilderde voorstelling is, maar een foto van een beschilderde kermisattractie. Op Eilers’ site is het nog duidelijker zichtbaar (de foto is te vinden onder ‘fun’ – ‘erotic fun’): een volkomen misplaatst pornografisch beeld op een attractie genaamd ‘extreme’ waarbij de (kinder)hoofdjes nog net onderaan in beeld te zien zijn. De werkelijkheid is klaarblijkelijk toch nog heter dan Eilers hem opdient.

RIJKSAKADEMIE OPEN
Zaterdag 28 en zondag 29 november 2009

Rijksakademie van beeldende kunsten
Sarphatistraat 470, Amsterdam

Meer over Willehad Eilers