Dat iedereen een tentoonstellingsmaker is, is een aantrekkelijke gedachte maar natuurlijk niet waar. Slechts weinigen beheren kunstwerken of stellen kunst tentoon. Wel cureert een groeiend aantal mensen inmiddels zijn eigen leven: ze beheren hun Flickr-account, hun Facebook-profiel, hun Linkedin-relaties en ze bepalen wie wel en niet mag meepraten in hun Twitter-stream. Het is moeilijk genoeg om daar een coherente show van te maken, daar niet van, maar met kunst heeft het weinig te maken. Eerder met persoonlijke marketing.
Maar een symposium bezoek je voor de sprekers, niet om de waarheid te vinden. Bij Me You and Everyone We Know is a Curator waren Andrew Keen en Bruce Sterling de publiekstrekkers. Interessante sprekers, cultuurpessimist Andrew Keen vanwege zijn boek The Cult of the Amateur (2007) en siencefictionschrijver Bruce Sterling omdat hij een zo mogelijk nog donkerder toekomstbeeld schetst dan Keen. Eentje waarin wij, het publiek, er niet langer toe doen. We zijn passé, aan de kant geschoven door de ‘digital natives’ (iedereen geboren na 1990). Verwachtte je als bezoeker op dit symposium iets te horen over cureren in de 21e eeuw, blijken we allang omgeven door digitale rotzooi en digitaal verval – resten van een revolutie waarvan ik dacht dat hij nog moest beginnen. Sterlings verhalen hebben de verlammende urgentie van klimaatwaarschuwingen: je vermoedt dat iets onafwendbaars aan het gebeuren is en tegelijkertijd vrees je dat je er in het hele proces niet toe doet, tenslotte ben je geen ‘digital native’.
Andrew Keen, de tweede spreker, schetste vervolgens een pessimistisch beeld van de invloed van internet op onze cultuur. Die invloed is desastreus. Internet is een apenrots, waar degene die het hardst schreeuwt wordt gehoord – met kwaliteit heeft dat niets te maken. Het web wordt overspoeld door narcistische blogpostings en exhibitionistische filmpjes. Omdat bovendien op internet alles gratis is, is vrijwel niets van waarde. Maar ‘Free is not free,’ waarschuwt Keen. ‘We pay. We pay with the loss of our culture.’
Keen gelooft dan ook heilig in culturele poortwachters. Hij pleit voor mensen met kennis en smaak, die het kaf van het koren scheiden. Bezoekers van dit symposium. Zij moeten het lef hebben om te zeggen: ‘I do know more than you. It doesn’t make me go to heaven, but I do know more.’ Volgens Keen ligt de toekomst voor musea en kunstenaars niet online maar in de werkelijke wereld. Fysieke dingen, aanraakbare mensen, gebouwen van steen, bijeenkomsten als deze: symposia met mensen die wat weten, concerten in huiskamers, voorleesavonden in boekwinkels, unieke onherhaalbare performances. Dat vormt de nieuwe schaarste – en schaarste is wat handel mogelijk maakt.
Om zijn punt kracht bij te zetten twittert Keen twee dagen na afloop van het symposium: ‘For those asking about the availability of last week’s brilliant @bruces Amsterdam speech, it won’t be posted online. You had to be there…’ Wishful twittering, want tegelijkertijd verschijnt elders op het web een transcript van Sterlings speech.
Het symposium kende meer sprekers, maar was tegelijk een kleine apenrots die Sterling en Keen meer spreektijd toebedeelde dan de rest. Dit had tot gevolg dat Sarah Cook, als curator gespecialiseerd in nieuwe media, in haar vijftien minuten zó snel sprak, dat het leek of ze Sterling en Keen in haar nek voelde twitteren. Miranda July – performancekunstenaar en filmmaker aan wiens werk en werkwijze de titel en het thema van het symposium is ontleend – flitste in haar presentatie voorbij. Op internet krijgen Cook en July gelukkig wel alle ruimte en tijd.
Het symposium ME, YOU AND EVERYONE WE KNOW IS A CURATOR vond plaats op zaterdag 19 december 2009 in Paradiso, Amsterdam.