Op de vierde verdieping van het kantoorgebouw Spaces in Den Haag, bij de pre-eindexamenexpositie Quote Me If I’m Wrong (2015) van de KABK, zie ik voor het eerst werk van Jeannette Slütter. Haar performance De derde verdieping speelt zich echter een etage lager af, in een kantoortuin die het publiek slechts van bovenaf, hangend over een balustrade op de vierde verdieping kan zien. Twee personen herordenen of verplaatsen continu het kantoormeubilair en andere aanwezige materialen – zoals doorzichtig folie, kartonnen platen en een gele strook plastic. De acties beginnen subtiel, maar worden steeds rigoureuzer. Met dit vormexperiment lijkt Slütter de formele kantoor-atmosfeer in Spaces te willen bevragen en doorbreken. Ook het werk dat ik een paar maanden later van haar zie bij The Tongue of the Chameleon, een tentoonstelling in Locatie Z, speelt met de gegeven context. Dit keer zijn het vier sculpturale ingrepen die het monumentale pand op een eenvoudige maar eigenzinnige manier accentueren. De meest wonderlijke is een strook wit plaatmateriaal die op de vloer begint, om het verwarmingselement langs de muur omhoog kruipt, subtiel om de vensterbank heen buigt en door het open raam naar buiten verdwijnt.
Ik bezoek Jeannette Slütter in haar atelier in Den Haag in het pand waar eerder tentoonstellingsruimte GEMAK gevestigd was. Overal liggen en hangen spullen: op de grond een wolkvormige uitsnede (en zijn negatief) van een soort vloerbedekking van kleine kiezelsteentjes, tegen de muur staat een papieren zakje waar een teddybeer van piepschuim uit tevoorschijn komt. Bij het neerzetten van mijn tas stoot ik bijna tegen een roze spriet die uit een balk lijkt te komen. Slütter heeft alle spijkers in de ruimte ‘versierd’ met geel, blauw en roze rietjes.
Marjolein van de Ven: Kun je iets vertellen over wat hier te zien is?
Jeannette Slütter: Wat in mijn atelier staat, wordt vaak als af werk geïnterpreteerd, terwijl het meer materiaalonderzoek is. Hier zet ik dingen bij elkaar, vorm ik stillevens. Dat gaat vaak heel gemakkelijk. Vervolgens staat het hier een lange tijd, tot het vervelend wordt om naar te kijken. Dan pas kan ik bepalen of iets goed werkt of niet, of de materialen goed zijn, de combinatie, of het een bepaald aura heeft. En of het niet te mooi is om naar te kijken of teveel ergens anders aan doet denken. Dan verander ik het. Ik ben heel zuinig, ik zou niet snel iets kapotmaken. Misschien zou ik dat juist moeten doen, het gewoon doormidden knippen. Maar dat zou ik lastig vinden, want ik weet dat ik die juiste combinatie dan niet meer zo snel kan terugvinden. Wegleggen is geen optie, als ik het idee heb dat ik ergens iets mee moet, dan moet dat op dat moment. Uiteindelijk worden de elementen in mijn atelier omgevormd tot een werk. Het krijgt pas echt betekenis als het samenkomt op locatie.
Hoe komt een werk dan tot stand?
De plek en de context vormen altijd het kader. Ik kijk naar wat de ruimte te bieden heeft en neem de materialen die ik daar vind als uitgangspunt. Samen vormt dat de leidraad voor het werk. Ook houd ik ervan om regels te doorbreken. Zo was met Spaces afgesproken dat de tentoonstelling alleen maar op de vierde verdieping zou zijn. Daar wil ik dan graag wat mee doen om te kijken hoe ver deze regel is op te rekken.
Voordat je bij beeldende kunst begon heb je ook vier jaar fotografie gestudeerd. In hoeverre keren elementen uit de fotografie terug in je huidige manier van werken?
De onderwerpen zijn hetzelfde gebleven. Tijdens mijn studie fotografie maakte ik al veel stillevens en was de ruimte ook altijd een belangrijk aspect. Maar het platte vlak en de kadrering van een foto waren voor mijn gevoel altijd heel beperkend: dat ene shot dat alles moet vertellen, met weinig ruimte voor wat daaromheen gebeurt. Bij een installatie of performance wordt die ruimte fysiek. Ook kan ik meer spelen met het kader, binnen de lijnen blijven of er juist overheen gaan. Tijdens De derde verdieping kwamen de performers naar boven om een biertje te drinken. Daardoor ontstond verwarring over de vraag of ze aan het performen waren, of als bezoekers met mijn werk aan de haal gingen.
En je werk voor Tubelight?
Het liefst maak ik werk over kunst zelf, en hoe we dit definiëren. Kunst lijkt vrij maar is dat eigenlijk niet. Ook om kunst zit een kader. Het wordt vaak ingebed in veel woorden, die soms zo’n grote lading hebben dat de tekst het werk beïnvloedt. Ik heb nagedacht over de betekenis van mijn beeld, en hoe zich dit verhoudt tot het interview.
Eenmaal thuis vraag ik me af in hoeverre mijn tekst invloed heeft op het werk dat Jeannette Slütter voor Tubelight creëert. Ik twijfel. Is de aanwezigheid van deze tekst een toevoeging, of juist een onnodig kwaad? Ga jij, als lezer, anders naar het beeld kijken na het lezen van dit interview? Of mijn tekst anders lezen na het bekijken van het beeld? Uiteindelijk is het maar de vraag wie van wie afhankelijk is.