Schrödingers kat en alles wat er tegelijkertijd wel en niet is – een interview met Catharina Dhaen

Marjolein van de Ven
Is it true that parallel universes exist? I (links) en II (rechts), courtesy Catharina Dhaen

De strenge lockdown in België is net voorbij als ik Catharina Dhaen half december vorig jaar via Zoom spreek. Eind oktober 2020 opende haar tentoonstelling Through the Looking-Glass in Galerie Sofie Van de Velde, maar dat was van korte duur. Door de lockdown was de presentatie slechts vier dagen zichtbaar. Dat was al de tweede keer in een jaar, want de in maart geplande presentatie Hide in plain sight ging door de eerste lockdown niet door.

Through the Looking-Glass kon uiteindelijk gelukkig worden verlengd. Bij Catharina kriebelde het, vertelt ze. Het voelde als een nieuwe tentoonstelling, die vroeg om nieuw werk. Ze ging als een bezetene aan het werk en maakte in een paar weken tijd een compleet nieuwe serie schilderijen voor de ‘verlengde’ show.

Deze energie en gedrevenheid is terug te zien in haar gelaagde schilderijen, collages en tekeningen. In ons gesprek omschrijft ze haar werk als ‘een explosie van kleur en materie’ en vertelt ze dat de toeschouwer het werk ‘afmaakt’. Als de toeschouwer het werk beschouwt en interpreteert, dat is het moment waarop de magie plaatsvindt, aldus de kunstenaar.

Zoom-gesprek met Catharina Dhaen december 2020

Marjolein van de Ven: Ik las in een interview met Philippe Vandenberg de quote Ik weet dat het niet wij zijn die naar het schilderij kijken, neen het schilderij kijkt naar ons.’ Zie jij dat ook zo bij jouw eigen werk?

Catharina Dhaen: Wat Philippe Vandenberg voor mij enorm benadrukt is de zelfstandigheid van het schilderij. Vaak wordt een schilderij meer een afbeelding van iets. Ik geef les aan mensen die willen leren schilderen en zij streven in eerste instantie allemaal naar een foto, maar dan geschilderd. Ik vind een schilderij dan niet zelfstandig, maar eerder een vehikel om een boodschap door te geven, zoals een krant of een illustratie. Niet dat dit verkeerd is. Maar Vandenberg kon van verf licht maken, de materie laten leven. Dat ambieer ik ook.

Op de kunstacademie schilderde ik alleen maar vlakken. Zodra iets in het schilderij figuratief dreigde te worden, overschilderde ik dat helemaal. Het leverde schilderijen op met bijvoorbeeld twee vlakken of twee kleuren. Dat voelde radicaal, maar kwam deels voort uit angst. Ik wilde niet dat het zou lijken alsof ik een poging deed om een verhaal te vertellen, en dat mensen zouden zien hoe slecht ik dat deed.

Zonder titel (2013), courtesy Catharina Dhaen

MV: Ja, je werk uit de academietijd is veel formalistischer. Wanneer heb je dit losgelaten?

CD: Op het moment dat ik van de academie kwam. Ik denk dat ik daarvoor niet goed durfde om dicht bij mezelf te komen. Ik was bang om te falen. Op de academie dacht ik: ik ben nu zo radicaal, daar kunnen jullie niets tegenin brengen. Het was een soort zelfbescherming om die werken dicht toe te schilderen. De neiging tot ‘toeschilderen’ heb ik nog steeds weleens. Soms heb ik iets heel moois geschilderd, maar dan schilder ik het snel over of ik maak het vlakker om verder te kunnen met het werk.

MV: Je kleuren zijn altijd heel intens. Gebruik je bestaande pigmenten, of maak je je eigen verf?

CD: Ik ben geschoold als olieverfschilder. Mijn vader gaf les in klassiek olieverf schilderen en hij heeft mij alles geleerd over verf, vernissen en verschillende materialen die je kunt gebruiken. Ik ben van mening dat je beter niet je eigen verf kunt maken. Niet met olieverf. Er wordt al eeuwenlang onderzoek gedaan naar hoe je verf het best stabiel kunt maken. En daarbij, een aantal pigmenten zijn giftig. Als ik verf anders wil, dan pas ik het aan met medium, olie of vernis. Ik werk nu niet meer met olieverf. Op de academie ben ik overgestapt op muurverf, omdat ik de kleuren heel mat wilde maken. Daarna ben ik overgestapt op acrylverf. In eerste instantie uit noodzaak, omdat ik mijn atelier aan huis had en ik de olieverf niet kon verwerken op een milieubewuste manier. Bovendien was het werken met olieverf in huis niet goed voor mijn eigen gezondheid. Toen ben ik gaan zoeken welke acrylverf het meeste op olieverf lijkt. 

Ik heb een alternatief moeten vinden voor de klassieke olieverfkleuren, waar ik eerder mee werkte. Mijn palet bestond uit tien kleuren met veel aardtinten. Ik houd van het aardse in de klassieke Franse schilderkunst. En van de kleuren van Cézanne: gele oker, gebrande Siena… Sinds anderhalf jaar ben ik in CMYK aan het schilderen. Eerst met een zeer beperkt palet, als reactie op de overweldigende hoeveelheid mogelijkheden door technologische ontwikkeling. Nu ben ik dat weer langzaam aan het uitbreiden naar kleuren die ik niet kan missen, zoals ultramarijn. 

Zaaloverzicht ‘Through the Looking-Glass’, courtesy Galerie Sofie Van de Velde

MV: Je vergelijkt je werkproces met schaken. Je hebt het over actie en reactie, maar ook over het niet weten wat er precies gaat gebeuren als je een bepaalde zet doet. Heb je het gevoel dat je met (of tegen) iemand aan het schaken bent? En zo ja, wie of wat is dat dan?

CD: De tegenstander is de verf of het schilderij, maar op de een of andere manier moet ik het ook zelf zijn. Dat is iets waar ik nog niet uit ben. Vroeger schaakte ik veel, vooral tegen mijn vader. Toen dacht ik dat er maar een manier van schaken bestond. Nu schaak ik niet meer, maar ik vind het wel interessant om er over te lezen. Daardoor weet ik dat er heel veel verschillende schaakstijlen zijn. Sommige mensen denken een hele strategie uit in hun hoofd. Anderen schaken intuïtief. Die kennis over verschillende schaaktheorieën heeft mij ook meer geleerd over schilderkunst en de verschillende soorten schilders die er zijn. Ik dacht altijd dat ik het type schilder ben die schaakt, maar nu heb ik ontdekt dat elke schilder eigenlijk aan het schaken is. En ik ben van de intuïtieve schaak- en schilderstijl.

MV: Je hebt het vaak over het overschilderen. Ik las ergens: vernietigen ligt dichtbij een creatie, het is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een oeuvre”. Mooie uitspraak. Voelt dat ook zo voor jou?

CD: Kill your darlings is voor mij geen probleem. Het is zelfs een noodzaak. Als iets in een schilderij niet klopt, dan kan ik niet alleen dat deel verbeteren. Ik kan alleen maar radicaal het hele werk, of in ieder geval een groot gedeelte, volledig overschilderen. Die breuk, de stap nemen om het oude te vernietigen, biedt de mogelijkheid om iets nieuws te creëren. Het gevolg is wel dat ik heel lang aan iets kan werken en meestal met meerdere schilderijen tegelijkertijd bezig ben.

Catharina Dhaen in haar atelier

MV: Je schilderijen hebben vaak geen titel, alhoewel er in de publicatie die je naar aanleiding van je tentoonstelling bij Galerie Sofie Van de Velde maakte, wel een aantal beeldende titels staan. Hoe zie je het gebruik van een titel en hoe heeft dit zich ontwikkeld de afgelopen jaren?

CD: Zoals ik al zei wilde ik in mijn academieperiode zoveel mogelijk toedekken. Een titel zou het werk teveel openstellen. Bovendien geven mijn favoriete schilders, zoals Raoul De Keyser en Ilse D’Hollander, ook geen titels. Maar ik twijfelde daar wel over, omdat ik erg van taal houd. Ik schrijf veel in mijn schetsboeken.

Sinds de eerste lockdown ben ik mijn werken titels gaan geven. Ik denk dat het voortkomt uit een behoefte om toch iets te vertellen. In quarantaine greep ik alles aan om te communiceren. Nu zijn er twee soorten titels ontstaan. De eerste is autobiografisch. Zo heb ik een serie schilderijen gemaakt die verband houden met mijn oma die overleden is. Het werk Through the looking-glass is een herinnering aan de slaapkamer van mijn oma. Het toont een stukje van haar boudoir, die bestond uit een opmaaktafel met een grote spiegel er op. Daar stonden al haar mooie spulletjes uitgestald. Het was haar ritueel om elke ochtend en avond voor die spiegel haar toilet te maken. Dat fascineerde mij als kind enorm. Als ik aan mijn grootmoeder denk, dan zie ik haar voor die spiegel staan. Through the looking-glass verwijst natuurlijk ook naar Alice in Wonderland en het naar een andere wereld gaan. Dat schilderij laat mij teruggaan naar de wereld van mijn grootmoeder.

Through the looking-glass (2020), courtesy Catharina Dhaen

Het tweede soort titels wordt meer ingegeven door onderwerpen of toevalligheden die ik in mijn dagelijkse leven tegenkom: een stuk uit een gedicht of een grappige verspreking. Bijvoorbeeld: “ben je aan het schulderen?”. In plaats van schilderen. Schuld, schuldig… Dat soort talige verrassingen prikkelen mij. Ik heb nu een werk gemaakt waar een slangachtig figuur in voorkomt. Dat werkje heb ik The post-truth genoemd, omdat ik het maakte terwijl ik de verkiezingsuitslagen in de VS aan het volgen was.

MV: Voor de Vrijplaats van Tubelight maakte je een tweeluik getiteld ‘Is it true that parallel universes exist?’ Kan je iets meer vertellen over hoe dit werk tot stand is gekomen?

CD: Ik had al een eerste versie gemaakt voordat jullie mij vroegen om een bijdrage te leveren aan Tubelight. Het is gerelateerd aan iets waar ik op dat moment heel veel over aan het lezen was. Ik ben geïnteresseerd in wetenschap. Ik luister graag wetenschappelijke podcasts en op VRT kijk ik naar de reeks van de Universiteit van Vlaanderen. Elke keer geeft een professor binnen zijn vakgebied een soort TEDTalk. Dat is behapbaar en kan ik begrijpen met mijn beperkte wetenschappelijke kennis. Een van de lezingen ging over parallelle universa en over de vraag of deze bestaan. Ze hadden het over het gedachte-experiment, dat ‘Schrödingers kat’ wordt genoemd. Het experiment komt er op neer dat alles tegelijkertijd wel en niet is. Dus alles dat gebeurt, eigenlijk ook niet gebeurt. Heel abstract, maar ik vind het een interessant concept, dat verwijst naar mijn schilderijen – alles wat er wel en niet in te zien is – alsook naar een groter gegeven in de wereld. En misschien kunnen we dan wel een sprongetje maken naar de toekomst (het thema van deze Tubelight-editie, red.), en de waarheid en de niet-waarheid en het gegeven van de post-truth. Iets wat mij op dat moment enorm bezighield door de gelaagdheid ervan. Jullie verzoek zette mij ertoe aan om met deze tekening verder te gaan.

Is it true that parallel universes exist II, zoals geprint in Tubelight #115

MV: Je werk is altijd heel kleurrijk, maar voor Tubelight vroegen we je om in zwart-wit te werken. Hoe vond je dat?

CD: Ik heb het in kleur gemaakt, maar terwijl ik het aan het maken was heb ik het gefilmd met een zwart-wit filter. Zo kon ik zien hoe het er uit zou zien in grijswaarden. Ik heb geprobeerd niet alleen met zwart en wit te werken, maar met veel tussentonen en -waarden omdat ik denk dat je hersenen daar zelf een kleur op willen invullen. Ik vond het ook een heel goed idee om met metallic silver –kleurig papier te werken omdat het kleur uit de omgeving reflecteert. Zo krijgt het werk toch kleur.

MV: Ik las in een eerdere tekst dat je poëzie hebt geschreven. Doe je dat nog steeds? En, wie zijn je favoriete dichters?

CD: Als kind en puber was ik gepassioneerd door taal, ik studeerde Latijn met optie extra talen, dus dan moet je er wel van houden. Beeld en taal stonden voor mij toen los van elkaar. Pas later besefte ik dat ze juist heel erg verbonden zijn. Ik hield bijvoorbeeld heel er van Paul van Ostaijen, of van het werk van Marcel Broodthaers, Walter Swennen, Philippe Vandenberg. Hun werk gaat over taal, beeld en poëzie. Ik schrijf niet meer zoveel als vroeger, maar ik houd wel een boekje bij met woordspelingen, zinnen en korte teksten, van mezelf en van anderen.

Sinds de lockdown houd ik me weer wat meer bezig met poëzie. Door gedichten te lezen kom ik op titels voor mijn werken. Het helpt me ook om verbanden te zien, om te reflecteren. Er liggen nu bundels van Marina Tsvetajeva, Rainer Maria Rilke, Paul Snoek en Tom Lanoye in mijn atelier. Ik denk dat ik binnenkort op een punt ga komen waarop taal en beeld meer zullen samenkomen in mijn werk.

Marjolein van de Ven is conservator bij Stedelijk Museum Breda en redacteur bij Tubelight

Zie voor meer werk van Catharina Dhaen www.catharinadhaen.com of www.galeriesofievandevelde.be