Echt Kunst

Bert Mebius

Ik heb ooit ‘s een orchidee gekocht waarvan ik pas na dagen ontdekte dat hij nep was, dat wil zeggen van kunststof. De herinnering daaraan beving mij bij het zien en overdenken van True Fiction, de nieuwste video-installatie van de Griekse kunstenaar Stefanos Tsivopoulos. ‘Klopt dit wel?’ vroeg ik mij achterdochtig af, ‘Word ik misschien geacht ergens in te tuinen?’ Zelfs kwam de paranoïde gedachte bij mij op dat ik als bezoeker van True Fiction mogelijk figureerde in een onderzoek van Tsivopoulos.

Want Tsivopoulos doet onderzoek. Tenminste, dat zeggen de teksten die zijn werk begeleiden. In de toelichting bij de video-installatie Couples, die begin dit jaar in Het Domein in Sittard te zien was, heet het bijvoorbeeld: ‘In zijn werk onderzoekt hij de sociale, individuele en interactieve aspecten van architectuur’. Over True Fiction schrijft museumgoudA nu: ‘Tsivopoulos lijkt in zijn werk onderzoek te willen doen naar de menselijke psyche in een architectonische ruimte’. Je realiseert je: ook deze tentoonstellingszaal is een architectonische ruimte…

Maar Tsivopoulos doet helemaal geen onderzoek. Niet in zijn werk althans. Hooguit gaat het eraan vooraf. Tsivopoulos zal ongetwijfeld lezen, rondkijken, nadenken, uitproberen, discussiëren. Dát is onderzoek, zo je wilt. Elke kunstenaar doet dat. Elke niet-kunstenaar overigens ook. Het is maar hoe je dingen noemt. Alles kun je onderzoek noemen. Vakantie: vergelijkend omgevingsonderzoek, vrijen: participatieonderzoek, museumbezoek: kunst-die-onderzoek-genoemd-wordt-onderzoek. (Terzijde: ‘de katholicisme-en-homoseksualiteitsonderzoeker Gerard Reve’ of ‘de calvinisme-enheteroseksualiteitsonderzoeker Jan Wolkers’, dat hoor of lees je nou nooit.) True Fiction is ook geen verslag van een onderzoek. In een onderzoeksverslag staat heel precies wat en hoe er onderzocht is (met oog op controle en herhaalbaarheid) en in ondubbelzinnige bewoordingen welke conclusies daaruit getrokken kunnen worden. True Fiction is en blijft gewoon een geval van artistieke verbeelding, gelukkig. Maar de verbeelding waarvan?

True Fiction bestaat uit drie beeldschermen die in een hoek van 60 graden ten opzichte van elkaar zijn opgehangen, waardoor het onmogelijk is naar meerdere schermen tegelijk te kijken. Op die schermen zien we een korte eenakter gespeeld worden: drie in penozepakken gestoken jongemannen krijgen ruzie over een camera. Eén van hen wordt uiteindelijk neergeslagen. Bij nadere beschouwing blijken noch de formele, noch de inhoudelijke aspecten van video en installatie er wezenlijk toe te doen. ‘Op iedere acteur is een camera gericht. De scène duurt ongeveer zes minuten. Vervolgens wordt de scène opnieuw gespeeld, maar wisselen de acteurs van rol. Zo wordt de scène zesmaal gespeeld’, hebben we al in de toelichting gelezen. Wat mogelijk een raadsel had kunnen zijn, een intrigerende verwarring over identiteiten, is zo al opgelost voordat het zich heeft voorgedaan. Ook wat de personages zeggen, de vraag waarover het conflict precies gaat, hoe de ruzie zich ontwikkelt, is niet van belang. De acteurs spreken een vreemde taal die niet in het Nederlands wordt ondertiteld.

Dan is er de set van True Fiction. Die is nadrukkelijk toneelmatig. De scène speelt zich af in een sombere jaren zeventig achtige woonkamer met wandmeubel, gatenplant en Lencodraaitafel. Mij vielen de sereen toekijkende Mona Lisa in zilveren fotolijst op, de kom met drie doelloos rondzwemmende goudvissen en de fallisch grote lens van de camera. Dat je de betekenis daarvan ook niet te serieus moet nemen, moge blijken uit de al te nadrukkelijke, vette symboliek ervan. Het feit dat de krant die een paar keer opvallend onopvallend in beeld komt, de museumkrant van museumgoudA zelf is, zegt ronduit: ‘Kijk, het is maar een spelletje’.

Bestaat er kunst die alleen maar op kunst lijkt? Kunst die kunst speelt?

In 1987 maakte de Belgische kunstenaar Guillaume Bijl de installatie Four American Artists. Op dezelfde manier als hij eerder kunstruimtes omtoverde tot TV-quizstudio, reisbureau of autoshowroom, toverde hij nu een kunstruimte om tot kunstruimte. Daartoe maakte hij een tentoonstelling van fake-schilderijen in neo-geostijl (toen in de mode) van vier niet-bestaande Amerikaanse kunstenaars, compleet met verzonnen c.v’s, toelichtingen et cetera. Het leverde een vreemde ervaring op. Je voelde: hier klopt iets niet. Toch klopte alles. Het was het ervaren van tegelijkertijd echt en niet-echt. Four American Artists was, zoals Bijl zelf zegt in een interview in De Witte Raaf (nummer 112, september-oktober 2004), ‘Niet een persiflage op de kunst zelf, maar op het trendy aspect van de kunst, op het Flash Art-karakter van sommige kunst’. En hij voegt eraan toe: ‘Ik denk dat ik de installatie ook nu nog kan maken. Er zou nu zeker een videokunstenaar bij zijn: ik zou iets onbeduidends filmen en dat in het groot projecteren’.

Tsivopoulos laat zien dat het met sommige kunst, of op zijn minst met zijn True Fiction, is als in Andersens sprookje De nieuwe kleren van de keizer, maar dan omgekeerd. Wat je ziet zijn kleren. Kleren zoals een keizer geacht wordt te dragen, kleren waarbij je meteen denkt: ‘keizer’. Maar er zit geen keizer in.

TRUE FICTION, Stefanos Tsivopoulos, t/m 7 december 2005

museumgoudA, Het Catharina Gasthuis, Achter de kerk 14, Gouda