Melig zonder substantie

Gerben Willers
Olaf Breuning, HOME 2, 2007

Het Vlaamse kunstenaarsinitiatief Cakehouse bestaande uit Lieven Segers en Michèle Matyn wil met de internationale groepstentoonstelling The tragic and the funny meet again laten zien hoe hedendaagse kunstenaars humor inzetten om een zwaardere boodschap over te brengen. Het resultaat lijkt meer op een kwajongensclub waarin een aantal baldadige kunstenaars zich heeft verzameld. De tentoonstelling vormt hierdoor een melig geheel dat een substantiële benadering van de combinatie humor en kunst mist.

‘Humor in de kunst is nooit grappig,’ schrijft Lieven Segers in de inleiding van de tentoonstellingsgids. ‘Voor geen enkele participerende kunstenaar is het de essentie van het werk om grappig te zijn. […] Humor wordt ingezet als glijmiddel om het te hebben over een donkerder thema, over een bozere boodschap of over een kritischer stelling.’

Voor de tentoonstelling selecteerde Cakehouse een aantal kunstenaars met een aanzienlijke reputatie in dit genre. David Shrigley is een genie in het maken van gekunstelde en cynische zwart-wit cartoons. Olaf Breuning rekent in de video Home 2 knap af met sensatiebeluste avonturiers in een postkoloniale wereld. In een mix van documentaire en geënsceneerde passages zet Breuning een sullige reisverslaggever neer die even opgewonden raakt van de natuur in de binnenlanden van Papoea Nieuw Guinea als van het feit dat zijn sinaasappelsap dezelfde kleur heeft als de taxi’s in New York. Tussen de scènes door rent hij op een Ghanese markt lachend met een tros bananen achter een zwarte koopvrouw aan. Breunings film vormt door de eigenzinnige manier waarop het semi-antropologische reisprogramma’s en sensatiezoekende westerlingen op de hak neemt een hoogtepunt van de tentoonstelling.

Iedere kunstenaar in de The tragic and the funny meet again heeft zo zijn eigen gevoel voor humor en kijk op de wereld. De één maakt gebruik van obligate grappen zoals die van de man die zichzelf insluit terwijl hij de vloer schildert (Vaast Colson, Painting an Island). Een ander maakt gebruik van hyperbolen zoals Tom Liekens in zijn jachttafereel van zes jagers die behalve herten ook een leeuw en een beer hebben geschoten (Het einde van een sombere dag). Geert Goiris wijst alleen maar met zijn foto van een verregende albino kangaroe in een leeg park, zo van: ‘Kijk daar eens, haha’. Het maakt dat de humor in deze tentoonstelling vaak flauw, weinig subtiel of juist niet over the top genoeg is.

Toch is er iets dat de kunstenaars in deze tentoonstelling bindt. Het is hetzelfde wereldbeeld dat ook uit een cartoon als South Park spreekt. Het dagelijks leven wordt uitvergroot en tot in het absurde doorgevoerd. Normen en waarden worden op zijn kop gezet. De maatschappij wordt een (lach-)spiegel voorgehouden. Zo wordt deze groepstentoonstelling een samenzwering waar de toeschouwer deelgenoot van wordt. Of wordt er misschien juist gelachen om diegene die de grappen niet snapt of ten prooi valt aan een gevoel van plaatsvervangende schaamte?

Cakehouse, curator van de tentoonstelling, heeft in zijn commentaar op een boze buitenwereld de beste grappen ingezet die het kent. Cakehouse heeft zichzelf de aanvoerder van een groepje gemaakt dat o zo leuk uit de hoek kan komen. Er worden spannende en gekke verhalen verteld, en er wordt gelachen. Maar door humor in te zetten als commentaar gaat Cakehouse voorbij aan het inzichtelijk maken van het principe van het ‘glijmiddel’ waar Lieven Segers in zijn inleidende woorden over spreekt. Had Cakehouse dit wel gedaan, dan waren een hoop grappen veel beter verteerbaar geweest.

 

THE TRAGIC AND THE FUNNY MEET AGAIN
Olaf Breuning, Vaast Colson, Geert Goiris, Marijn van Kreij, Julien Prévieux, David Shrigley, Jos de Gruyter & Harald Thys, Kati Heck, e.a.
25 april t/m 24 mei 2009

Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond
Nes 45, Amsterdam

Kati Heck, ERDEGARD, 2005