Mark Wallinger is niet onschuldig

Mandy Prins
PASSPORT CONTROL (1988), op de achtergrond DOUBLE STILL LIFE (2009)

Mark Wallinger (1958) kijkt zes keer recht de camera in, één keer heeft hij zijn vingers naar zijn ogen gebracht om die tot spleetogen te trekken. Op deze pasfoto’s, afgedrukt op posterformaat, zien we de kunstenaar, gekleed in een onopvallend geruit overhemd, een stropdas en een bril. Met viltstift heeft hij zijn zelfbeeltenis vervolgens veranderd in die van verschillende etnische stereotypen, zoals een Jood, een Arabier of een Afrikaan. In Passport Control uit 1988 staan Wallingers eigen identiteit en de Britse identiteit ter discussie. De dunne scheidslijn tussen classificering en stereotypering is nog steeds akelig actueel. 

MARK is de eerste solotentoonstelling van de Britse kunstenaar Wallinger, wiens politiek geëngageerde kunst sterk leunt op gevonden visueel materiaal en gevoel voor woordgrapjes. De naam van de tentoonstelling verwijst bijvoorbeeld niet alleen naar de kunstenaar, maar ook naar zijn streven een merkteken, een markering, op de wereld achter te laten. 

Vergelijkend kijken, zoals bij Passport Control, keert terug in Double Still Life. Het bestaat uit twee statige identieke boeketten in identieke vazen op identieke sokkels. Refererend aan de kunsthistorische traditie van vanitas en memento mori, blijken de prachtige boeketten bij nadere beschouwing niet zo vergankelijk. Ze zijn namaak, gemaakt van kunstzijde. Bovendien zie je als je dichterbij komt steeds meer onderlinge verschillen; elke bloem, elk blaadje heeft ondanks de industriële productie zijn eigen vorm. Niets is wat het lijkt bij Wallinger. Met Passport Control nog op het netvlies, lijkt Wallinger de problematische kanten van groeperen en categoriseren te willen benadrukken. 

State Britain (2007), waarmee Wallinger in 2007 de Turner Prize won, is het pièce de résistance van de tentoonstelling. Het is een indrukwekkende installatie, bestaande uit een 43 meter lange muur van verzamelde protestborden die getuigen van persoonlijke bevlogenheid. En toch wringt er iets. Het oogt te netjes en te duidelijk gespatieerd. Wat ontbreekt is de rauwe echtheid die achter de borden schuil zou moeten gaan. Net als de zijden bloemen blijken de protestborden nagemaakt te zijn. Het werk is ontstaan vanuit Wallingers frustratie dat schrijvers, kunstenaars en de pers zo weinig aandacht schonken aan de inperkingen van de vrijheid van meningsuiting en hun lauwe houding tegenover de oorlog in Irak. Er leek nog maar één actievoerder te zijn, vredesactivist Brian Haw. Hij bivakkeerde vanaf 2001 op Parliament Square om tegen de oorlog in Irak en ander onrecht te protesteren. Door de invoering van een wet waarmee protestacties tegen de Britse regering gemakkelijk konden worden opgeheven, werd ook dit laatste protest bedreigd.

Wallinger stelde voor het protest te reproduceren voor zijn tentoonstelling in Tate Britain in april 2006. Op basis van de ruim 700 foto’s die Wallinger op Parliament Square nam, maakten 15 medewerkers van productiebedrijf Mike Smith Studio gedurende een half jaar de protestborden minutieus na. Op 23 mei 2006 werd Haw verwijderd van Parliament Square en werden zijn borden door de politie vernietigd. Het politieke belang van de installatie van State Britain in Tate Britain nam hierdoor alleen maar toe. Met de opkomst van de huidige Occupy-beweging lijken er inmiddels vele nieuwe Haws te zijn opgestaan. Ook de Occupiers uiten hun onvrede over de marginale rol die zij door het politieke establishment toebedeeld krijgen in de vorming van de maatschappij en worden in de publieke opinie eveneens niet echt serieus genomen. 

Dit werk dat symbool staat voor mensen die bewust kiezen en pogen iets te veranderen, hoe zinloos of inefficiënt het ook moge zijn, contrasteert mooi met het fotowerk The Unconscious. Een dertigtal foto’s van mensen die, slapend in het openbaar vervoer, zich van hun weerloze kant tonen. Zij proberen niets en zijn zich nergens van bewust, zelfs niet van de fotograaf. De foto’s heeft Wallinger van het internet geplukt. Hij kiest een passieve rol. De fotograaf heeft de privacy van de slaper geschonden, Wallinger niet. Hij is onschuldig. 

In één van de kabinetten van De Pont wordt de vijf-kanaalsvideo Landscape with the Fall of Icarus (2007) getoond, die is gebaseerd op het gelijknamige schilderij dat eerder werd toegeschreven aan Pieter Breughel (circa 1525-1569). Op elke monitor zien we in een korte loop, een op internet gevonden filmpje van iemand die de zwaartekracht tart. Ondanks dat de gefilmde mensen aan een koord zijn verbonden, falen ze toch en vallen telkens. Het zijn tragikomische filmpjes, waarvan de tragiek, hoe langer je ernaar kijkt, steeds meer gaat overheersen. Ik houd mezelf voor dat ik bewuster sta tegenover het lot van het moedige individu dan de omstanders in het oorspronkelijke schilderij, die gewoon verder gaan met hun werk.

Dat is wat Wallinger doet; hij trekt zowel zijn eigen positie als die van de toeschouwer in twijfel. Hij breekt een lans voor Haw, voor Icarus, voor de eenling die tegen de bierkaai vecht, voor het individu dat zijn eigen weg kiest. Zijn rol als kunstenaar is eenzelfde. Hij streeft naar een betere wereld binnen het beperkte vocabulaire van de kunst en weet dat daarmee politieke veranderingen zullen uitblijven. Wij staan de Haws niet en masse bij en Wallinger gaat niet letterlijk op de barricades. Wij zijn niet onschuldig. Wallinger is niet onschuldig. Maar de poging op zich is al heel wat waard.

THE UNCONSCIOUS (2010)
STATE BRITAIN (2007)
MARK (2010)