Mariko Mori: Aziatische deceptie

Lennard Dost
Mariko Mori, ONENESS, 2002-2003 (Courtesy Deitch Projects, New York)

Ze is amper veertig en toch maakt Mariko Mori al ruim tien jaar deel uit van de crème de la crème van de hedendaagse kunst. Voordat ze aan de slag ging als kunstenaar, verdiende de Japanse in de jaren tachtig nog eventjes de kost als fotomodel. In vroeg werk zoals Play with me komt die fascinatie met beeld en de representatie duidelijk naar voren. Mori ontwerpt haar eigen kleding en zet zichzelf neer als een soort levende mangapop: een door de computer gegenereerde popster. Ze speelt met beeldvorming, identiteit en verwachtingspatroon.

In de solotentoonstelling die Mori heeft in Groningen – haar eerste in Nederland – ontbreekt dat interessante vroege werk, waardoor je slechts een halfslachtig overzicht krijgt van de stormachtige ontwikkeling die de Japanse sinds haar entree in de kunstwereld heeft doorgemaakt. Er wordt uitsluitend werk geëxposeerd van de afgelopen tien jaar. Mariko Mori (Tokio, 1967) begon haar opleiding aan de Bunka Fashion College in Tokio. Om zich te bevrijden van het dwingende Aziatische keurslijf – in Japan staat alles in het teken van het collectief, het individu speelt nauwelijks een rol van betekenis – vertrok ze in 1988 naar Londen, waar ze studeerde aan de Chelsea College of Art. Vier jaar later verkast ze naar New York, waar ze een programma voor kunstenaars volgt aan het prestigieuze Whitney Museum in New York. Dat werpt al snel zijn vruchten af. Inmiddels is Mori's werk aangekocht door gerespecteerde musea als het Centre Pompidou in Parijs en The Museum of Contemporary Art Chicago. Daarmee is ze toegetreden tot de groten van de hedendaagse kunst.

In haar geënsceneerde foto's, tekeningen, performances en installaties verenigt Mariko Mori Aziatische en Westerse cultuur, high en low art, realiteit en fantasie. Cultuur, religie, mode, design, architectuur, muziek, sciencefiction en computertechnologie, het loopt moeiteloos in elkaar over. De achterliggende gedachte is dat alles met alles samenhangt. Ook de mens is als het erop aankomt slechts een kleine schakel in een oneindig groot universum. Wanneer we haar oeuvre nader bekijken, zien we een onderverdeling in vier thema's: maatschappij, spiritualiteit, het menselijke bewustzijn en het megalithische. Bij de eerste gaat de kunstenares gekleed in futuristische outfits en fotografeert ze zichzelf tegen de stedelijke achtergrond van Tokio. Het is haar meest maatschappelijke periode. Ze geeft subtiel commentaar op de Japanse maatschappij en de rolverdeling tussen man en vrouw. Juist deze maatschappelijke fase ontbreekt in de tentoonstelling in het Groninger Museum, niet raar, want het Groninger Museum moet weinig hebben van kunst die een kritische dialoog aangaat met de maatschappij.

In de tweede fase gaat Mori op zoek naar haar spirituele zelf. Zo verdiept ze zich in het Boeddhisme en Shintoïsme. Uit deze periode dateert bijvoorbeeld de video Miko No Inhori (1996). In de derde fase is de kunstenares verdwenen uit het kunstwerk en moet de toeschouwer participeren. Het bekendste voorbeeld (en Mori's 'best') is de Wafe Ufo (1999-2002), eerder te zien geweest op de vorige editie van de Biënnale van Venetië. Voordat je het ruimteschip in mag, bevestigt museumpersoneel elektroden op je voorhoofd. Zodra je in de stoel zit, worden ze ingeplugd in de computer. De daaropvolgende drieënhalve minuut waan je je in een andere wereld. Je ligt op je rug en ziet op het plafond allerlei kleine en grote bollen. De twee grote verwijzen naar je linker- en rechterhersenhelft en kunnen afhankelijk van je gemoedstoestand verschillende kleuren aannemen. De kleine grijze staan symbool voor de samenwerking tussen de beide hersenhelften. De sliert om de bollen heen is een weergave van de hersenactiviteit. In het gunstigste geval, bij optimale samenwerking tussen de hersenhelften, smelten de bolletjes samen. Gebeurt dat bij alledrie, dan transformeren de 6 kleine bolletjes tot één grote. Met haar streven naar een collectieve ervaring, het opgaan in de massa, is Mori stiekem toch weer terug bij haar Japanse achtergrond. Jammer dat de ruimte in het COOP Himmelbau-paviljoen eigenlijk te klein is voor de UFO. Zie de afbeelding in het Museummagazine en je weet dat het kunstwerk space nodig heeft: je moet er omheen kunnen lopen, het idee hebben dat het ruimteschip ieder moment kan opstijgen. In Groningen ontbreekt die illusie.

Een tweede interactief kunstwerk is Oneness, de beeldengroep waaraan de tentoonstelling zijn naam dankt. Knuffel je de aliens, dan lichten ogen op en hoor je een hartslag. Je waant jezelf ogenblikkelijk in het plaatselijke filiaal van de Expo. Zo af en toe draaft Mariko Mori duidelijk te ver door. Negen oplichtende sculpturen die qua vorm verwijzen naar megalithische monumenten (de vierde fase), waarbij de kleur afhankelijk is van bepaalde gebeurtenissen in het heelal. Erg leuk, maar wat moet je er als kijker mee? Mori's werk reflecteert niet, is niet uitgesproken kritisch, biedt geen spectaculaire nieuwe inzichten, tovert geen glimlach op je gezicht, doet je niet ongemakkelijk voelen. Het raakt je nergens. Achteloos loop je weer verder. Als het erop aankomt heeft Mariko Mori toch niet al te veel te melden.

ONENESS
Mariko Mori
t/m 2 september 2007

Groninger Museum
Museumeiland 1, Groningen
www.groningermuseum.nl

Mariko Mori, TRANSCIRCLE, 2004 (Courtesy Shiraishi Contemporary Art, inc.)
Mariko Mori, WAFEUFO, 1999-2003 (foto Richard Learoyd)