3 seconden, zoveel tijd brengt een gemiddelde bezoeker door met een kunstwerk in een museum. Ik herinnerde mijzelf daaraan toen ik op een zaterdag om 17.00u voorzichtig door een medewerker van Marres uit mijn concentratie werd gehaald en werd verzocht om de tentoonstellingsruimte te verlaten. Ze gingen sluiten. Toen ik de ruimte verliet had ik bijna twee en een half uur doorgebracht in Museum Motus Mori, het museum van de uitstervende lichamelijke beweging.
Museum Motus Mori is de eerste solotentoonstelling van Katja Heitmann (1987, Duitsland) in het Maastrichtse Marres. Heitmann is afkomstig uit de danswereld, maar werkt tegenwoordig op het snijvlak van dans, performance en beeldende kunst. Als choreograaf is ze niet gebonden aan het theater; eerder was haar werk te zien op een stadplein, in een winkelcentrum, een kerk en nu dus een tentoonstellingsruimte. Voor Museum Motus Mori werkt Heitmann samen met Sander van der Schaaf, die verantwoordelijk is voor het ontwerp van de ruimte en geluid. De tentoonstelling is ingedeeld in drie fases. Bij binnenkomst word je ontvangen door een medewerker die een korte introductie geeft en je verzoekt om je schoenen uit te trekken. De vloer is door het hele pand bedekt met grijs vinyl en de geur van rubber walmt je tegemoet. Verder is de inrichting minimalistisch: lichtbakken met fel wit licht en grijze kubussen dienen als zitelementen in de lege ruimte.
De begane grond functioneert als werkplaats. Bezoekers kunnen hier op uitnodiging een beweging doneren aan Museum Motus Mori. Het onderzoek van Heitmann en haar dansgezelschap is gericht op alledaagse handelingen. De overdracht van de beweging geschiedt als een interview tussen danser en bezoeker waarbij zelfs de fijnste motoriek en oogopslag van belang is. Hoe loopt iemand? Hoe zit je? Hoe kijk je terwijl je spreekt of denkt? Aan wie is deze beweging een herinnering? Elke danser bouwt door nauwkeurige observatie en gesprek met steeds een andere donateur een persoonlijk repertoire op met bewegingen die niet van haarzelf zijn. Van dit gesprek worden notulen gemaakt op vierkanten stukken zeil die worden gearchiveerd in een aparte ruimte. Als bezoeker kun je deze notulen lezen, maar in zekere zin zijn ze onbegrijpelijk omdat ze uit een zelf ontwikkeld notitiesysteem bestaan. Eigenlijk maakt het ook niet veel uit wat er staat; dat de ruimte vol ligt met notulen geeft vooral aan dat de expositie dagelijks wordt gevoed door bezoekers die hun beweging komen doneren.
Informatiever zijn de geluidsfragmenten van de bewegingsinterviews die je in een andere ruimte kunt beluisteren. Een vrouw doneert een specifieke manier van het krullen van haar lip, ze vertelt dat ze merkt dat met het verstrijken van de jaren de kleine spiertjes rondom haar mond verslappen en ze de beweging dreigt kwijt te raken. Angst voor verlies speelt vaker een rol, net als ongemak en interactie. Er worden veel houdingen gedoneerd waarin partners of familieleden elkaar omhelzen.
De bewegingsinterviews worden niet gefilmd. Het archief van de uitstervende lichamelijke bewegingen wordt namelijk opgeslagen in haar eigen medium: het lichaam zelf. Dat wordt op indringende wijze duidelijk wanneer je de eerste verdieping van Marres betreedt. Hier is de minimalistische inrichting aangevuld met een doorlopende, hypnotiserende soundscape. Verdeeld over vier ruimtes bevinden zich dansers, of, in de woorden van Heitmann, choreografische beeldhouwwerken. Gekleed in een grijze slip bewegen de dansers zich in de ruimte. Uiterst vertraagd lopen ze, gaan zitten, of liggen in omhelzing. De lichamen beelden de bewegingen uit die ze die dag hebben ontvangen. Als bezoeker moet je je tot die choreografische beeldhouwwerken verhouden. Je mag naar ze kijken, maar ze zijn niet statisch. Eenvoudigweg doorlopen naar een volgende ruimte wordt zo een bewust proces waarbij al je zintuigen worden aangesproken.
De expositie dwingt je ook de tijd te nemen. Het archief wordt vertraagd uitgevoerd zodat je geconcentreerd blijft kijken. Doe je dat, dan ontdek je poëzie in elke kleine beweging – een blik, een armbeweging, een houding van de nek, kin, het strekken van een teen, het krommen van een enkel. In de vertraging raken de lichamen verwrongen, als een schilderij van Francis Bacon. Elke plooi in de huid vraagt aandacht. Op geen enkel moment vertonen de lichamen een vorm van ontspanning. Voor de dansers moet dit een enorme krachttoer zijn. Zelfs de blik is zo geconcentreerd dat sommige dansers beginnen te tranen. En net als je gewend bent aan de naaktheid en opgaat in de stroom van bewegingen, maakt een van de dansers, pats, oogcontact en voel je je adem stokken. Het contrast met de begane grond is enorm. In dit deel van het archief gaat het niet om begrijpen, je moet het ondergaan.
Museum Motus Mori is een wonderschone en empathische poging herinneringen vast te leggen. Herinneringen aan de manier waarop een dierbare loopt, aan een gezondere of jeugdigere versie van jezelf of simpelweg aan de manier waarop je je onbewust beweegt. Het is onbegonnen werk en juist dat maakt Museum Motus Mori zo ontroerend. Het resultaat is een hybride van dans en sculptuur die continu in ontwikkeling is met dagelijks nieuw toegevoegde bewegingen. Dit is een van de meest indrukwekkende tentoonstellingen die ik ooit heb bezocht. Museum Motus Mori confronteert je met dat wat we allemaal gemeenschappelijk hebben. Katja Heitmann noemt het menselijkheid.
Barbara Strating studeerde filosofie en cultuurwetenschappen en werkt als programmamaker en moderator.