Lijf en Leden

Machteld Leij
Karin Arink, X-POSE (YOURSELF TO ME), 2001

Ergens doet het denken aan huis-, tuin- en keukenerotiek: de zorgvuldig versneden lappen textiel die het lichaam volgen van kunstenaar Karin Arink. Het lijken jurken die uit alleen een pand bestaan: je kunt ze niet aantrekken, veeleer moet je ze ombinden. X-pose heten ze, of X-pand. Ze hangen in het Stedelijk Museum in Schiedam, als onderdeel van de overzichtsexpositie met twintig jaar kunst van Arink. Bij binnenkomst word je geconfronteerd met een lap felroze tijgerprintstof. Hoog gaan de schouderpanden, richting plafond. De vorm is vrouwelijk, verleidelijk, maar tegelijkertijd ontwapenend onbeholpen.
Dat is wat Arinks werk zo sympathiek maakt: de mix van het zichzelf blootgeven met dat vleugje eerlijke knulligheid. Wanneer Arink uitsneden maakt in textiel, volgt ze haar eigen lijf. Extra strengen stof gaan hun eigen gang (H-dress, 2001). We zien Arink op geprojecteerde foto’s in de ‘jurken’, op een krukje, de armen geheven, het gezicht net buiten beeld. Op de ‘strategische’ plekken zit een lapje stof, dus het wordt niet al te bloot.

Als ze op foto’s stukken van haar naakte lijf uitsnijdt, die onbedekt bleven door de al eerder bewerkte jurk die ze draagt (CutDressCutPhoto (purple), 2000), krullen de slierten gefotografeerde jurk wellustig naar buiten. Het is of ze zichzelf weghaalt. Maar de achtergebleven leegte is net zo betekenisvol als de oorspronkelijke naakte huid. Buitenwereld wordt binnenwereld en andersom. De leegte en de naaktheid bij Arink is niet zozeer erotisch, maar wel eerlijk en kwetsbaar.
Arink (1967) is een vrouw van haar tijd, opgegroeid in een wereld die vrouwen neerzet als lustobjecten, als wezens die zich moeten inhouden om hun eerbaarheid tegenover de buitenwereld te beschermen. De manier waarop we naar vrouwen hebben leren kijken -op tv, in de reclame- kleurt de manier waarop we naar het werk van Arink kijken. Maar de kunstenaar neemt een sterk eigen standpunt in. Ze zet haar beeltenis in, niet om te verleiden, niet om aan te klagen, maar om kwetsbare menselijkheid weer te geven. Arink ondergraaft geen heersende, mannelijke gezichtspunten. Uit haar werk spreekt vooral een onderzoekende, kalme geest, die bedachtzaam vormen maakt, die tekent alsof het eigen lichaam niet bestaat uit een buitenkant en een binnenkant, maar die tegelijkertijd huidoppervlak en baarmoeder wil laten zien.

Wanneer Arink eerder deelnam aan groepsexposities, was dat vaak met haar versneden fotografie en dito kledingstukken, die nu ook als grote Andreaskruisen in de tentoonstellingsruimte hangen. Dat werk oogt vrij spectaculair, en het is niet meer dan terecht dat ze daarmee regelmatig op de proppen komt. Dat neemt niet weg dat Arinks houten objecten een prettige ontdekking zijn: ranke figuren, met zichzelf verstrengeld; armen draaien onnavolgbaar om een romp, benen druppelen uit in een hangende borstvorm. Ze zijn, zoals het meeste werk van Arink, tactiel en o zo gevoelig.

Als je deze kunstenaar wilt vergelijken met anderen, kan dat ruimschoots. De houten mensfiguren zonder gezicht -vrijwel identiteitsloos- lijken bijvoorbeeld wel wat op de getekende jongens en meisjes van Oscar Kokoschka: ribben en langgerekte magerte. Veel meer voor de hand ligt de vergelijking met de ongekroonde koningin van de textielkunst: Louise Bourgeois. Haar kunst is een uitlaatklep, zij vormt textiel om in vaak groteske vrouwbeelden. En iets daarvan zien we ook terug bij Arink. Haar textielen monster met vurig rode tentakels, Party Animal (2007), is lichtvoetiger dan het werk van Bourgeois. Je zou er zo op kunnen neerploffen, en eens goed loungen. Ze nodigt je vriendelijk uit om alles van dichtbij te bekijken en te bevragen wat je ziet.

De kunstenaar speelt met verwachtingen. Grootse onoverwinnelijkheid zet ze intiem neer: het object Nikè bijvoorbeeld, leverde haar de Prix de Rome op in 1992. Een torso, klein formaat en in glanzend witte stof uitgevoerd, lijkt te zweven. Maar de smalle vleugeltjes steken naar achteren en pinnen het object op zijn plaats aan de muur in het Schiedams museum. Nikè, de godin van de overwinning, is dus min of meer gekortwiekt, maar toch boet ze niets aan waardigheid in.
Zo mag je dwalen, drie zalen lang, langs keramische rompen die doen denken aan naar geborgenheid zoekende lappen mens. Zonder gezicht, zonder hoofd, lijken het buitenaardse diertjes. Ze zijn ineengedoken, maar niet overdreven melodramatisch. Het zou snel sentimenteel kunnen worden, maar dat gebeurt nergens.

Wel vraag je je af: wat levert twintig jaar zelfonderzoek nu echt op? Gaat dat niet vervelen, om telkens de eigen huid te willen afstropen om te kijken wat eronder zit? Het persoonlijke is belangrijk: Arink speelt zelf vaak de hoofdrol in haar werk. Haar aanpak is geworteld in de kunst van de jaren negentig, waarin de focus op het eigen lichaam, de eigen afdruk en het figuratieve sterk op kwam zetten. Denk ook aan iemand als Guiseppe Penone die als kunstenaar sporen in de natuur aanbracht of de natuur beïnvloedde en in de jaren negentig begon met zijn huidafdrukken vergroot weer te geven op doek. Deze tentoonstelling is een goede afsluiter van twintig jaar introspectie. Karin Arink treedt buiten zichzelf en maakt haar leven en lijf onderwerp van een relaas over emoties en gevoelens. En dat verveelt geen moment.

STATES OF SELF – KARIN ARINK
t/m 12 okt

Stedelijk Museum Schiedam
Hoogstraat 112, Schiedam

Publicatie: STATES OF SELF – KARIN ARINK
Tekstbijdragen: Anne Berk, Petra Else Jekel en Wilma Sütö

Veenman Publishers
ISBN 9789086901258
29,95 EURO