Larry Clark

Rudy Hodel

Een rondgang over de retrospectieve tentoonstelling van Larry Clark in het Groninger Museum is een treurig stemmende ervaring. Treurig is niet zozeer de overdosis aan gefotografeerde ellende, Clarks beeld van de zelfkant van de Amerikaanse maatschappij, een hopeloze opeenstapeling van kilheid, liefdeloosheid, dope, sex en dood. Nee, treurig stemmend is het feit dat het Groninger Museum op deze tentoonstelling de zwakheden, de pretenties en de beperkingen van de kunstenaar zo breed uitmeet, dat zijn status als cultfotograaf serieus ondermijnd wordt.

De entree is een voltreffer. Het zijn de kleine, korrelige foto’s van het fotoboek Tulsa, dat in 1971 verscheen. "I was born in Tulsa, Oklahoma in 1943, when I was sixteen I started shooting amphetamine. I shot with my friends everyday for three years and then I left town …" heeft Clark met een potlood op de muur geschreven. Met deze beklemmende snapshots uit de jaren zestig vestigt Clark zijn reputatie als deelnemende waarnemer, als iemand die verslag doet van zijn eigen leven. Dit geldt ook voor de serie Teenage Lust, An autobiography by Larry Clark uit 1983. En weer staan zijn intenties op de muur geschreven: "Since I became a photographer I always wanted to turn back the years, always wished I had a camera when I was a boy, fucking in the backseat …".

Na deze tweede serie beginnen de problemen. Larry Clark heeft altijd terugverlangd naar deze jaren. Als junk, verslaafd aan drugs, sex en adrenaline blijft hij gefocust op kinderen en hun even onstuitbare verlangen naar sex, drugs en geweld. De onderwerpen blijven dezelfde, alleen verdwijnt Larry Clark zelf uit beeld en daarmee het gevoel van authenticiteit en innerlijke noodzaak. De haarscherpe foto’s die Larry Clark in de jaren negentig gemaakt heeft van pubers met pathetische zelfmoordneigingen, een jongen die zich uitgebreid laat pijpen en skateboards kids zijn daardoor uitermate leeg, plat en nietszeggend.

Het erge van deze overzichtstentoonstelling is dat deze leegte opgevuld wordt met letterlijke volheid. Naarmate de uitgang dichterbij komt, hangen er meer (haast identieke) foto’s in de zalen. Soms meer dan driehonderd naast elkaar, zij aan zij, drie rijen hoog. En het effect is verwoestend. Larry Clark benadrukt in dit late werk nog wel het documentaire karakter ervan, maar weinig helpt. Hij bestrijdt het verlies aan authenticiteit met het introduceren van voorwerpen als een skateboard met knipsels over verdwijningen, een T-shirt met opschrift, krantenknipsels over oudermoord, afbeeldingen uit pornobladen etc. Maar de beklemming van het begin is definitief verdwenen. "Waarom bent u niet eerder met filmen begonnen?" vraagt Huib Stam hem in de Volkskrant van 19 januari 1996 en Clark antwoord: "Ik ben al 35 jaar beeldend kunstenaar en heb altijd gefotografeerd, boeken gemaakt. Met de boeken ging ik zo ver ik kon, maar ik voelde me opgebrand. Ik dacht dat het afgelopen was, dat ik niets meer zou leren". Waarom heeft niemand in het Groninger Museum hem hierop gewezen?

TULSA, 1971
Larry Clarck
19 januari t/m 24 april 2005

Groninger Museum
Museumeiland 1, Groningen