Kunst doet leven?

Rob Perrée

Een tragisch geval.
Haar man had een galerie in New York.
Een goede galerie.
In 57th Street.
Toen het daar nog allemaal gebeurde.
Voordat SoHo het overnam en ver voor Chelsea de rollen ging uitdelen.
Louise Bourgeois, David Hockney, Robert Mapplethorpe, Bruce Weber, ze zaten allemaal in zijn stal.
Succes verzekerd.
Het geld stroomde binnen.
Toen ging het fout.
Hij ging er met een vriend vandoor.
Spel werd overspel.
Zij accepteerde het.
Haar comfortabele leven was haar tweede huid geworden.
Luxe verzwakt.
Na nog een paar jaar ging het echt mis.
Een ziekte maakte hem het werken onmogelijk.
En het liefhebben.
Zij moest kiezen.
De zaak overdoen of overnemen.
Ze koos voor het laatste.
Na lang aarzelen.
Haar vertrouwen en haar schoonheid was ze al kwijtgeraakt, ze wilde niet alles verliezen.
Nu runt ze de galerie.
In Chelsea.
Incapabel.
Verzuurd.
Verbeten.
Als het prototype van een hysterica.
Wat nu links is, is morgen rechts.
Het ja van gisteren is het nee van vandaag.
De grote kunstenaars hebben elders onderdak gevonden.
Ook solidariteit kent haar grenzen.
Personeelswisselingen volgen haar stemmingen op de voet.
Een paar getrouwen blijven.
Niet iedereen heeft het voor het kiezen.
Het leven in New York is duur.

Soms probeert ze het goed te maken.
Dan nodigt ze mensen bij haar thuis uit.
Kunstenaars, critici, medewerkers.

Ze staat als een granieten blok in de enorme hal.
Onhandig.
Het lachen verleerd.
Haar handen om een whisky.
Omringd door kunst.
Een portret uit gelukkiger tijden.
Getekend door Hockney.
Een foto van haar drie kinderen voordat ze met slaande deuren het ouderlijk huis verlieten.
Door Mapplethorpe.
Een vroege Pollock.
Een late Joan Mitchell.
Een opvallende……
Een unieke………

Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden.
Ze staat verschrikkelijk haar best te doen.
Ik wil naar haar toelopen.
Haar blik nagelt me aan de marmeren vloer.
Een tragisch geval.
Daar helpt geen kunst meer aan.
Verward neem ik een hap uit mijn broodje kaviaar.