Het onmogelijke is mogelijk

Rob Perrée

De beeldende kunst heeft de neiging haar grenzen streng te trekken. Kunst is pas kunst als er kunst op staat. Daarmee wordt de deur dicht gegooid voor bijvoorbeeld de speelfilm, naar theater en naar muziek, ook al zijn hun raakvlakken met de beeldende kunst evident en ‘opereren’ ze soms net zo onafhankelijk, origineel en creatief als kunst hoort te doen. Ik moest daar aan denken toen ik onlangs Howl opnieuw zag, een film die nu eindelijk ook de Nederlandse bioscoop heeft gehaald. 

De film heeft het gelijknamige gedicht van Allen Ginsberg (1926-1997) als uitgangspunt. Een lang gedicht uit 1955, onder invloed van drugs geschreven, waarin alle regels van het traditionele gedicht met voeten worden getreden en de rijmende poëzie van het verstilde woord plaats maakt voor de hoekige taal van de zelfkant, waarin allerlei geestverruimende middelen worden gepromoot en de homoseksualiteit zonder reserve wordt beleden. Kortom, een gedicht waar iedere Amerikaanse filmregisseur zich verre van houdt omdat verfilming een regelrechte vorm van zelfmoord betekent.

Rob Epstein en Jeffrey Friedman durfden het aan. En slaagden. Hun eerdere documentaires over de homo-activist Harvey Milk uit 1984 en The celluloid closet, over homoseksualiteit in de Hollywood film, bleken een bruikbare ondergrond.

Ze kozen voor een vorm die werkt. Door de afwisseling van zwart-wit en kleur lijken de beelden in Howl documentair, maar ze zijn allemaal nagespeeld. Hoe paradoxaal ook, omgekeerd lijken de teksten daardoor spontaan en realistisch, maar ze zijn allemaal gebaseerd op authentieke documenten. Codes van speelfilm en documentaire worden ingenieus verhaspeld.

Een voorlezing van het gedicht door Ginsberg in een rokerig café wordt afgewisseld door visueel statische maar inhoudelijk dramatische scènes uit een rechtzitting, waarbij de advocaat van de tegenpartij zijn weerzin over Ginsbergs obsceniteiten – hij wil Howl laten verbieden – verhult door voortdurend naar bewijs te vragen van de literaire kwaliteiten van het gedicht.

Daarnaast worden een haast landerig interview met de dichter en seksueel geladen scènes van Allen Ginsberg met zijn vrienden Jack Kerouac (‘On the road’), Neal Cassady en zijn uiteindelijke levenspartner Peter Orlovsky getoond. Kleurige animaties, die de tekst lijken te willen illustreren, fungeren als een soort bindmiddel.

De vorm van de film maakt dat je als kijker moeiteloos teruggaat in de tijd en begrijpt waarom een dergelijk gedicht vijftig jaar geleden zoveel opschudding kon veroorzaken. Nu windt niemand zich meer op over zo’n onderwerp, uitgedragen in dergelijk taalgebruik, zelfs in Amerika niet. Destijds stond conservatief en bijbelvast Amerika op zijn kop. Die geloofwaardigheid wordt mede bepaald door de acteerprestaties.

‘Mooie jongen’ James Franco speelt de veel minder mooie Ginsberg op een zeer overtuigende wijze. Vooral de manier waarop hij Howl voorleest is adembenemend. De ‘onmogelijke’ tekst komt tot leven, ontroert, hamert en ontregelt. De talige rechtbankscènes zijn door de lichaamshoudingen en de gezichtsuitdrukkingen van de acteurs ronduit spannend.

De vrijscènes zijn sensueel en esthetisch. Alleen de animaties zijn soms te letterlijk, andere keren teveel van deze tijd. Kennelijk werken ze wel als overgang tussen de verschillende segmenten van de film, want ze krijgen niet de kans echt storend te worden, daarvoor zijn ze te weinig in beeld.

Howl maakt het onmogelijke mogelijk, het tart Hollywood en de traditionele documentaire en het geeft inhoud aan het begrip geloofwaardigheid. Een film die je gezien moet hebben. Als kunstliefhebber, als filmliefhebber en als poëzieliefhebber.

HOWL
Verenigde Staten, 2010
Rob Epstein en Jeffrey Friedman
81 minuten
In Nederland te zien sinds 26 mei