Kill All Your Darlings

George Vermij

Luc Sante (1954) is een schrijver en criticus die meer bekendheid verdient in de lage landen. Je zou hem kunnen beschouwen als een cultschrijver, ware het niet dat de waarde van het woord cult zwaar aan inflatie onderhevig is. Sante is oud genoeg om het vervallen New York van de jaren 70 te hebben meegemaakt, waar punkers en kunstenaars op braakliggende terreinen hun wildste fantasieën ongestoord uit konden leven. Maar wie is hij eigenlijk?

Sante werd in België geboren, waarna zijn ouders in de jaren 60 de oversteek naar de Verenigde Staten waagden. Hij groeide op in het land van de ongekende mogelijkheden en als buitenstaander was het onvermijdelijk gefascineerd te raken door de Amerikaanse cultuur. Die fascinatie vindt de lezer terug in Kill All Your Darlings, een verzameling essays die Sante schreef voor onder meer The New York Review of Books en the Threepenny Review. In deze stukken toont Sante zijn erudiete nieuwsgierigheid. Hij is geen specialist, maar een bescheiden en gepassioneerde liefhebber. Een drop out die zijn diverse passies als kostbare brandstof gebruikt voor zijn essays. Sante heeft een zintuig voor datgene dat vergankelijk is in een cultuur. Het afval dat verdwijnt, maar nog iets zinnigs kan zeggen over een tijdsgewricht: oude ansichtkaarten, mislukte rockabilly-bands of de morsige kaften van vergeten pulpromans die nooit meer worden herdrukt.

In zijn stuk The Ruins of New York opent Sante met een visioen van een metropool bedekt met een laag vulkanische as. Als een soort modern Pompeii wordt de stad vervolgens door moderne archeologen verkend. Het vormt een stilistisch middel om een tijdscapsule te creëren van New York in 1985. Een tijd waarin bohème en decadentie plaats maakten voor het grote geld. In My Lost City gaat hij verder terug in de tijd en begint hij met zijn verwondering over Rem Koolhaas’ boek Delirious New York. Sante schrijft vervolgens over zijn eigen ervaringen in de stad in de jaren 70: “The New York I lived in (…) was rapidly regressing. It was a ruin in the making. (…) If you walked east on Houston Street from the Bowery on a summer night, the jungle growth of vacant blocks gave a foretaste of the impending wilderness, when lianas would engird the skyscrapers and mushrooms would cover Times Square.”

Van de metropool is het een paar bladzijden verder naar andere obsessies, zoals jazz, de blues en popmuziek. In I Heard Buddy Bolden Say schrijft hij over de schimmige grondlegger van de jazz, Buddy Bolden. Een man die in het New Orleans van het einde van de 19de eeuw bekend zou staan als een lastpak en relschopper, maar muziek maakte als geen ander voor hem. Bolden raakte vervolgens in vergetelheid om pas later te worden herontdekt. Het is wonderbaarlijk wat Sante, ondanks het gebrek aan tastbare feiten over Bolden, weet te bereiken. Hij neemt je mee in een van de zweterige jazztenten in New Orleans: “As more and more people crowd in, the heat rises and the air circulation slows to an ooze, and the air gradually becomes a solid, a wall composed of smoke and sweat and beer and rice powder and Florida water and bay rum and musk and farts.”

Dan komt Bolden met zijn band: “By now they are powerfully loud, and the inside temperature is unbearable, and the people on the floor are doing the Shimmy and the Ping Pong and the Grizzly bear, shouting and stomping, losing articles of clothing, some dropping down cold along the wall.”

Kill All Your Darlings bevat ook sterke autobiografische essays. De mooiste is The Injection Mold, waarin Sante terugdenkt aan zijn eerste serieuze baantje in een fabriek: “My job was maddening, and I was constantly exhausted from the combination of a full day of high school with an eight-hour evening of work and frequently a few hours’ partying afterward, and I stoked my rage by reading Céline—but I was impressed with myself. I needed the money and didn’t have other prospects, let alone entrée to glamorous sinecures the way some of my friends did, but the job was in part a role I was playing. I was being a badass and a hard case, converting into defiance the fact that my parents were poorer than almost anyone else’s parents in our comfortable New Jersey suburb. Working at the factory the night of the senior prom, I enjoyed a strange feeling of triumph….”

En dan is er zijn melancholische maar kritische ode aan de sigaret Our friend the cigaret: “We smoked in the office and at the beach, in the waiting room and at the hair salon, in the art gallery and at the stadium. We smoked in bed: just after waking and just before sleep, after making love and sometimes during it. We often smoked without being aware we were smoking.”

Naast deze persoonlijk getinte stukken is er in Kill All Your Darlings nog ruimte voor essays over de receptie van Robert Mapplethorpe’s foto’s, de tekeningen van Victor Hugo en typisch Belgische fascinaties als Hergé en René Magritte.

Sante’s verdere output, afgezien van Kill All Your Darlings, is bescheiden, maar zeer de moeite waard. Er is het mooie autobiografische boek Factory of Facts over zijn Belgische roots en in Low Life geeft hij een uitgebreide geschiedenis van de prostitutie, criminaliteit en alcoholisme in het oude New York. Hij schrijft nog steeds voor The New York Review of Books en heeft een blog waar hij helaas niets meer op post: ekotodi.blogspot.com. Gelukkig staan daar nog wel de zes delen op van het prachtige Not Fade Away waarin hij fictie en memoires versmelt in een ontroerend portret van een vrouw die hij ongetwijfeld heeft liefgehad. Voor de nieuwsgierige lezer zijn er dus nog genoeg mogelijkheden om een gevarieerd oeuvre te ontdekken van een schrijver die door kunstcriticus Peter Schjeldahl terecht wordt gezien als levende meester van de Amerikaanse letteren.

Luc Sante
Yeti Publishing, Portland, Oregon, 2007
ISBN: 9781891241536