In vrije val

Marian Cousijn
Logeerhond Guus strekt zich uit op het tapijt van Marian.

Hoi Christine,

Dankjewel voor je brief. Een mooi beeld: de hardhorige dame die haar gemondkapte labrador uitlaat op de groenstrook voor je flat. Hier is veel veranderd sinds mijn laatste brief. Er ging een vreemde Koningsdag voorbij, een vreemde dodenherdenking, en nu maakt de lente langzaam plaats voor de zomer. Het is al weken mooi weer en de stad ligt er heel lieflijk bij: overal schieten klimplanten omhoog, de gevels zijn feestelijk versierd met geurige blauwe regens, kuikentjes piepen in de grachten en door de straten dwarrelt lentesneeuw; de confetti-achtige bloesem van de iep.

De weken dat Amsterdam een spookstad leek, liggen alweer achter ons. Nu de grote versoepeling van 1 juni steeds dichterbij komt, lijkt er een soort nostalgie te heersen naar de eerste dagen van de lockdown. Het is heel dubbel. Veel mensen hebben de zwartste maanden van hun leven achter de rug: degenen die in de zorg werken, degenen die geliefden zijn verloren, degenen die hun baan zijn kwijtgeraakt. Maar voor veel anderen was het helemaal niet zo’n straf: ze kwamen tot rust, bakten zuurdesembrood, gingen schilderen en tuinieren. Heel knus eigenlijk. Veel mensen houden geld over, nu ze nauwelijks iets uitgeven aan diners, concerten, winkelen, benzine, reizen, sportscholen, knipbeurten en koffie on the go.

Op die mensen is de hoop van de cultuursector nu gevestigd. Zijn ze bereid om gul te geven aan de crowdfundingprojecten die als paddenstoelen uit de grond schieten? Want de hulp van de overheid is niet genoeg. De fondsen, hoe coulant ze zich ook opstellen, zijn volledig overvraagd. Zo had het AFK een speciaal corona-snelloket geopend, dat vanwege de drukte na twee weken alweer moest sluiten.

Met een bevriende curator legde ik de afgelopen weken virtuele studiobezoeken af bij jonge kunstenaars. Stuk voor stuk hebben ze te maken met enorme teleurstellingen – residencies die in het water vallen, afgelaste tentoonstellingen, afstuderen zonder dat iemand het werk kan komen bekijken. Maar ik was onder de indruk van hun optimisme en weerbaarheid. Dat zelfredzame imago maakt de culturele sector tegelijkertijd kwetsbaar. Dat kunstenaars met vindingrijke oplossingen komen, neemt niet weg dat extra steun heel hard nodig is. De eerste musea zijn al aan de crisis ten prooi gevallen: het Tassenmuseum heeft voorgoed moeten sluiten en Het HEM is de belangrijkste financier kwijtgeraakt. Zo worden we steeds heen en weer geslingerd tussen hoopgevende en deprimerende berichten. Met frisse moed werken musea toe naar de heropening van 1 juni, maar niemand weet hoelang de deuren open kunnen blijven.

Dat is de harde realiteit: de ergste klappen moeten nog komen. De rust is bedrieglijk, onheilspellend als de stilte voor de storm. Het is moeilijk om een voorstelling te maken van wat ons te wachten staat. Misschien is dat maar goed ook. Zolang we de pijn nog niet voelen, moeten we maar genieten van de adrenalineroes die deze vrije val met zich meebrengt. En hopen – misschien wel tegen beter weten in – op een zachte landing.

Marian

Marian Cousijn is kunsthistoricus en curator. Ze werkt onder meer als curatorial editor bij de Oude Kerk.