In the middle of nowhere, walking to a point of no return

Wilma Gerlings

Ikzelf loop niet zo snel warm voor een fikse wandeling. Dan praat ik nog maar over alles verder dan tien kilometer. Soms moet je echter je grenzen aanpassen, zo bleek mij onlangs weer eens. Wandelend naar het door Paul de Kort gerealiseerde land art-project ten noorden van Mander en nabij de Duitse grens, besef ik te laat waar de schoen (de mijne altijd met hoge hak) wringt als het het bekijken van land artwerken aangaat.

Ik kan iedereen mijn reisdoel aanraden, maar niet mijn reisschema. De pijnlijke details ervan zal ik u besparen, maar laat ik u nog voor u vertrekt een aantal praktische tips influisteren: vertrouw nooit iemands tijdinschatting van een te voet af te leggen afstand, zeker niet die van de telefoniste bij Openbaar Vervoer Reisinformatie. Gaat u toch met het openbaar vervoer neem dan een extra paar schoenen en een vouwfiets mee. Neem liever de auto, huur er desnoods een want het zal uw ervaring van het reisdoel nog waardevoller maken. Wat je soms al niet voor kunst (of voor een beetje artikel) over moet hebben, maar ik kan u verzekeren dat wat voor de haken beschreven is, zeker uw moeite zal lonen.

"As soon as I start walking, I feel happy", is een gevleugelde uitspraak van Richard Long, een belangrijk vertegenwoordiger van de land art. Dat het wandelen hem gelukkig maakt is een mooie bijkomstigheid, hij legt immers jaarlijks duizenden mijlen te voet af voor het maken van werken. Tijdens zulke reizen laat hij met ter plaatse aangetroffen materialen als stenen, zand, takken of sneeuw sporen na in de natuur in de vorm van beelden. Alle sporen worden door hem zorgvuldig gefotografeerd. Alle foto's met de daarop vastgelegde handelingen krijgen een titel en fungeren als autonome werken binnen het stramien van de reis, die als totaal wordt gepubliceerd in boekvorm of in een portfolio. Ook de serie wordt door Long voorzien van een korte maar krachtige omschrijving en de combinatie van beide levert vaak een wonderlijk tot de verbeelding sprekend, documentair beeld op: THROWING SNOW INTO A CIRCLE A 7 DAY WALK IN THE GLÄRNISH MASSIF 1991

Toen eind jaren zestig in Amerika Land Art ontstond uit protest tegen het conservatieve museum- en galeriesysteem, werden de werken die in veraf gelegen en onherbergzame gebieden geïntegreerd werden in de natuur ook wel earth-works genoemd. Bekende voorbeelden zijn ondermeer de zontunnels van Nancy Holt, de spiraalvormige pier van Holt's man Robert Smithson, het veld met bliksemafleiders van Walter de Maria en de in de grond uitgegraven negatieve sculpturen van Michael Heizer. De nieuwe stroming ging aan Holland niet onopgemerkt voorbij. Een van de eerste Sonsbeekedities in 1970, getiteld ‘Buiten de perken' stond geheel in het teken van land art. Onder de deelnemers bevonden zich pioniers als Robert Morris, Jan Dibbets en Robert Smithson maar ook de bijvoorbeeld minder bekende Brabantse kunstenaar Johan Lennarts.

Het fenomeen land art brengt voor het publiek echter wel een paar nadelen met zich mee. De ‘in the middle of nowhere' ontstane ruimtelijke ingrepen zijn niet makkelijk te bereiken, laat staan dat je ze dan ook altijd kunt bekijken. Werkend met natuurlijke materialen en reagerend op processen van dezelfde aard, zijn de meeste earthworks geen lang leven beschoren. Maar ervan uitgaand dat het project duurzaam is, dan nog begint de ervaring van het werk pas op het moment dat je begint te wandelen. Je ondergaat dezelfde ervaring als de kunstenaar die het eerst het onontgonnen terrein heeft betreden, zijn ontworpen paden volgend wordt het werk zichtbaar gemaakt door de wandeling. Spreekt dat je aan dan is er wellicht sprake van enig geluk. En over geluk gesproken, in Holland hebben we ieder geen Grand Canyon of Alpen, ons vlakke land is ideaal voor niet getrainde wandelvoeten.

Met zijn ontwerp voor de Mandercirkels, gelegen in de Noorderlijke Manderheide te Overijssel drukt Paul de Kort (Den Helder, 1961) een subtiel stempel op een landbouwkundig experiment daterend uit 1929. Destijds liet textielfabrikant Gerard Jannink twee cirkelvormige akkers aanleggen voor de verbouwing van graan. Ten behoeve van het behoud van dit opmerkelijke agriculturele monument, realiseerde op uitnodiging van de Esselink Stichting en Kunst en Cultuur Overijssel De Kort met minimale ingrepen een monumentaal wandelparcours dat moet voorzien in een duurzaam bestaan van de cirkels. En bovendien het fenomeen voor de beschouwer op grondniveau ‘zichtvaar' maakt.

Het voor de bezoeker aangelegde pad begint bij de meest oostelijke cirkel en omtrekt exact het van oudsher naar de zon en aarde verwijzende symbool. Op de in het midden door De Kort aangebrachte heuvel, die refereert aan de nabije tumuli (grafheuvels) daterend uit de IJzertijd, zijn spiraalsgewijs de voor de streek typerende jeneverbesstruiken aangeplant. Via de Oost-West middenas naar de kern van de tweede cirkel lopend, wordt de bezoeker voor een dilemma geplaatst. Welke weg te nemen als het pad zich ontrolt in een labyrint?

Bewandel ze allemaal, dat stemt de kunstenaar des te gelukkiger.

In het kader van de oplevering van het project Mandercirkels verscheen de publicatie ‘Topor', met teksten van Peggie Breitbarth en Lisette Pelsers.

Uitgave van Esselink Stichting, ISBN 90-6947-012-8.

Lees ook: