Hoe kritiek is de kunstkritiek?

Esmee Postma
Presentatie Joke Hermes

Om de zoveel tijd duikt de discussie weer op; wat is de stand van de kunstkritiek heden ten dage? Waar gaat het naartoe met deze tak van sport en waar zou deze naartoe móeten gaan? Wat zijn de bedreigingen voor de criticus en wat de mogelijkheden? Deze en andere vragen werden, dit keer door de Boekmanstichting die er een speciale papieren editie aan wijdde, weer eens op de kaart gezet. En gezien de grote opkomst (de avond werd vanwege het aantal aanmeldingen verplaatst van Spui 25 naar het OBA theater) zijn het klaarblijkelijk vragen die nog altijd veel losmaken. Voor een echt droste-effect hierbij een kritiek over deze debatavond.

Bij aanvang deed moderator Mariëlle Hendriks (directeur van de Boekmanstichting) een inventarisatie van de achtergrond van de mensen in de zaal. Hoeveel studenten zitten hier? Een kwart van de handen gingen de lucht in. Hoeveel professionals in de kunstsector? Driekwart van de handen gingen omhoog. En hoeveel die zichzelf als (kunst)criticus zouden bestempelen? Slechts enkelen durfden hun hand op te steken.

Het is exemplarisch voor een beroep dat anno 2016 zo weinig vastomlijnd is. Had je vroeger enkele autoriteiten op het gebied van kunstkritiek die de alleenheerschappij binnen een krant of tijdschrift genoten en met een klein clubje collega’s de publieke opinie bepaalden, het laatste decennium zijn er tal van andere kanalen bijgekomen voor een veel grotere groep om hun mening te uiten. Bloggers, vloggers, Youtubers en soortgenoten bereiken een veel groter, breder en nieuwer publiek. Deze pluriformiteit heeft zoals in zoveel andere sectoren sinds de komst van het internet een onomkeerbare verschuiving teweeggebracht in de dynamiek van de kunstkritiek. Zoals iedereen tegenwoordig ‘cureert’ (deze term is lang niet meer alleen van toepassing op de tentoonstellingssamensteller), is iedereen ook criticus. Jezelf vermarkten en je mening spuien op internet voor een grote groep afnemers is voor velen dagelijkse kost. Hoe verhoudt de kunstcriticus zich daartoe? Tot zover is de discussie bekend terrein.

De avond opent met een column van Merel Bem (kunstcriticus voor De Volkskrant) waarin zij haar persoonlijke proces tijdens het schrijven uiteenzet. Een goede recensie komt tot stand met ‘toewijding, tederheid en esprit’. Bem schetst de afwegingen die tijdens het schrijven gemaakt moeten worden: hoe persoonlijk maak je de recensie bijvoorbeeld? Maak je gebruik van de ik-vorm? ‘Gezien het feit dat een kunstkritiek in wezen een subjectieve beschouwing van een persoonlijke beleving van de kunstuiting van iemand anders is [leest u deze zin gerust twee keer], kan een recensie niet anders dan persoonlijk zijn’, aldus Bem. Betrokkenheid is dan ook het grootste goed van een geslaagde kunstkritiek.

Vervolgens geven drie sprekers achtereenvolgens hun visie op de huidige uitdagingen voor de kunstkritiek. Steven ten Thije (onderzoekscurator bij het Van Abbemuseum) stelt dat kunstcritici hun blik moeten verbreden tot buiten het domein van de kunstsector. Het ‘huis van de kunst’ is op dit moment niet in balans omdat de kunstkritiek te weinig gewicht heeft in het huidige maatschappelijk debat over de rol en het nut van kunst. Ten Thije zou de kunstkritiek willen zien als een ontmoetingsplaats in de publieke ruimte, waar verbanden kunnen worden gelegd met bredere maatschappelijke discussies. Net zoals kunst zelf een relatie aangaat met de maatschappij, zou ook de kritiek daaraan moeten aanhaken. We kunnen het ons niet meer veroorloven in hokjes te blijven denken. Een heel concreet voorbeeld hiervan is de plek die kunstkritiek krijgt binnen een krant. ‘Cultuur’ zou geen aparte bijlage moeten zijn maar worden verweven met andere nieuwsvormen. Ten Thije doet dan ook een oproep tot experiment: in een debat met mensen uit verschillende sectoren uit de samenleving zou de kunst als ‘wig’ kunnen dienen – als denkoefening, waarbij de kunstcriticus de rol van bewaker van de interpretatie van de kunst krijgt toebedeeld.

Na dit theoretisch kader volgt een praktijkvoorbeeld. Bregt van Wijnendaele is medeoprichter van het Vlaamse initiatief De Zendelingen – een uitzendbureau voor kunstkritiek nieuwe stijl, vooral gericht op de podiumkunsten. Tijdens zijn presentatie laat Van Wijnendaele het publiek een app installeren die hem in staat stelt om via de beamer een rechtstreekse dialoog met de mensen in de zaal aan te gaan. Het is een voorbeeld van waar de Zendelingen voor staat: het creëren van een directe dialoog tussen het publiek, de makers, en de mediators. Waar kunstkritiek nu vaak eenrichtingsverkeer is, pleit Van Wijnendaele voor meer uitwisseling tussen de verschillende partijen.
Een ander voorbeeld is De Biechtstoel, waarin verschillende toeschouwers, een expert en een maker na afloop van een voorstelling anoniem, want net als bij een echte biechtstoel afgescheiden door een gordijntje, hun ervaringen delen. Het resultaat wordt vervolgens door De Zendelingen gemonteerd tot een pakkend filmpje van maximaal 5 minuten en online gezet. Het streven naar meerstemmigheid en zowel on- als offline opereren, zijn de belangrijkste wapenfeiten van dit initiatief.

Ten slotte krijgt Joke Hermes (lector Media, Cultuur & Burgerschap, Hogeschool Inholland) het woord. Haar betoog is gericht op publieksbereik in de huidige netwerkcultuur. Naar eigen zeggen weet ze weinig van kunst – haar expertise ligt op het gebied van televisie en populaire cultuur. Maar zoals in elk vakgebied zijn ook in de kunstwereld van oudsher mechanismen waar in- en uitsluiting van bepaalde publieksgroepen van kracht zijn. We moeten volgens haar toe naar een meer inclusieve manier van cultuur bedrijven en streven naar het bereiken van een breder publiek door meerdere vormen van kunstkritiek naast elkaar te laten bestaan. Online kritiek loopt daarin voorop: onder meer Nerdwriter en Vice slagen er al een aantal jaar in om kunst toegankelijk te maken voor een andere groep mensen dan de traditionele krantenlezer.

Zoals wel vaker bij debatten is er ook deze avond te weinig tijd ingeruimd voor een echte discussie. Terwijl dat juist tot nieuwe inzichten kan leiden (aldus de sprekers in hun monologen). Zo gaat Ten Thije heel terecht in tegen het pleidooi voor insluiting van Hermes: de kunstkritiek wordt hierdoor namelijk ‘in een hoek geduwd omdat we iets moeten bieden wat leuk en aangenaam is. Terwijl we juist kanalen moeten vinden om dingen die kwetsbaar of pijnlijk zijn bespreekbaar te maken.’

Maar hoe belangrijk is de kunstkritiek werkelijk in het algehele maatschappelijke debat? Maken we onszelf niet groter dan we zijn? Zijn we niet slechts een luis in de pels? Van Wijnendaele: ‘We moeten niet streven naar een zo groot mogelijk bereik, maar naar het leggen van nieuwe netwerken.’ Heeft internet de kunstkritiek in dit opzicht veranderd? Volgens Bem niet in wezenlijke zin: de kern van een kritiek is nog steeds het beschrijven, interpreteren en verklaren van een kunstuiting. Nog steeds moet je de juiste woorden vinden om je boodschap over te brengen, of dat nou in woord of geschrift, gedrukt of online is. Online kanalen verzanden volgens haar daarbij nog te vaak in beeldreportages of kopieën van persberichten. Waar is de winst dan geboekt? Volgens Van Wijnendaele toch in de hoeveelheid kanalen, al dan niet van wisselende kwaliteit.

De aanslagen in Brussel eerder die dag werpen een geforceerde schaduw over het debat. Na een inzet door de moderator lijkt elke spreker zich verplicht te voelen om te refereren aan het belang van diversiteit en het bereiken van etnische minderheden. Het leidt meermaals tot ongenuanceerde opmerkingen die door een verder blanke zaal ongemakkelijk worden ontvangen. Pas tijdens de slotronde worden de sprekers door een van de weinige donkere toeschouwers op de tribune toch nog stevig van repliek gediend. Ze merkt op dat wil je daadwerkelijk insluiting van etnische minderheidsgroepen in de samenleving en dus ook in de kunst, je allereerst moet ophouden deze doelgroepen als ‘de ander’ te bestempelen. Deze groepen (die ook weer pluriform zijn) hebben daarbij tal van culturele uitingen die zelden of nooit in traditionele media besproken worden. Fijntjes sluit ze af met de opmerking dat een criticus zich toch bewust zou moeten zijn van de kracht van woord en taal.

Het vormde een gepassioneerde afsluiting van een debat dat breed uitwaaierde naar vele deelonderwerpen en wisselend steek hield. De titel van de avond, ‘hoe kritisch is de kunstkritiek?’, bleek weinig relevant. Veel belangwekkender is de vraag: ‘hoe kritiek is de toestand van de kunstkritiek? Na een avond navelstaren over de eigen beroepsgroep is duidelijk geworden dat de kunstkritiek onverminderd van belang is, maar zijn rol in de maatschappij ook naar zich toe moet trekken. De kunstcriticus heeft de taak om de rol van kunst in onze samenleving te benadrukken en te verweven in bredere maatschappelijke discussies. De uitingen zijn pluriform, hybride en van wisselende kwaliteit. Misschien is dit wel de grootste verdienste van de veelvoud aan meningen: het zet de lezer aan tot kritische reflectie.

Debat Hoe kritisch is kunstkritiek?