Gangsolo’s

Angelique Spaninks

Een heldere, lichte hal. Aan de ene kant een witte muur, licht gebogen. Aan de andere kant een glazen wand die uitzicht biedt op een weelderig groene binnentuin. Niet voor niets heet deze door en door museale gang de tuingalerij. Het Noordbrabants Museum geeft er de komende jaren jonge kunstenaars uit Brabant alle ruimte om hun werk te tonen. Kunstenaars die weliswaar al de nodige ervaring opgedaan hebben bij kunstenaarsinitiatieven en galeries, maar voor wie deze solo's vaak een eerste kennismaking zijn met het museumcircuit.

De in Breda wonende en werkende Cécile Verwaaijen (1968, Silvolde), die werd opgeleid aan de Bredase academie St. Joost en de tweede fase volgde aan de Jan van Eyck in Maastricht bijt deze maand het spits af. Zij toont een twintigtal eigenzinnige 'zelfportretten', bescheiden van formaat maar indringend in aantrekkingskracht. Het zijn dan ook geen zelfportretten in de klassieke zin van het woord; Verwaaijen kiest zichzelf als onderwerp omdat zij zichzelf nu eenmaal het dichtst bij de hand heeft. Van ijdelheid of geldingsdrang is daarbij geen sprake; eerder het tegenovergestelde is het geval. Hoe meer Verwaaijen inzoomt op haar gezicht en hoe meer zij zich hult in kledij, des te mysterieuzer komt haar verschijning op de kijker over. Haar uitdrukking verraadt dan ook nauwelijks emotie. Ze kijkt langs je heen, doet kunstjes of staart sereen voor zich uit. Soms liggen haar handen daarbij in de buurt van haar hart dan weer hangen ze vroom gevouwen in haar schoot. In wezen heeft ze wel iets van een non. Maar ze is het niet. Daarvoor is haar blik teveel in zichzelf gekeerd en zijn haar gewaden te werelds, te kleurig, te frivool en soms ronduit exotisch. Zelf ziet Verwaaijen zich gewoon als kunstenaar, eenzaam en toegewijd. Maar het leven in het atelier vertoont, vindt zij, veel overeenkomst met het kloosterleven.

Overigens begon zij niet zo zwaar als haar ascetische kunstopvatting en meest recente doeken (Wurgportretten, Twins en Ik temidden van rood) doen vermoeden. Op zoek naar een serieus, neutraal onderwerp in de absolute vrijheid en leegte na de academie vond zij zichzelf eerst vooral spelend in de beslotenheid van haar atelier. Ze vouwde zich in een vogelnestje, stond met een sinaasappel voor de spiegel, lachend bij een naaimachine en een man – de enige figurant in haar doeken – kussend bij de deur.

Voor deze genretafereeltjes, doorgaans niet groter dan zo'n 25 bij 20 centimeter, fotografeerde ze zichzelf. Foto's die fungeren als een soort schetsboek; een werkwijze die ze nog altijd hanteert. Maar foto's zijn nooit het eindstation. Ze moeten eerst minutieus fijn penselend omgezet worden in verf op doek. Pas dan is er de concentratie en regie die ze zoekt. Hetzelfde geldt voor de latere inzoomende doeken. De enige ruimte die zij zich daarin nog toestaat, is die onder de gewaden en sluiers die ze om en over zich heen drapeert. Sluiers die als een soort tweede huid fungeren; een huid die met zijn verleidelijke dessins en kleuren de kijker bedwelmt en de kunstenaar als het ware een laatste restruimte biedt waarbinnen haar psyche nog vrij kan bewegen.

Met Verwaaijen als eerste exposant in een reeks van tien heeft het Noordbrabants Museum een opening gecreëerd die vrijwel naadloos aansluit op de huidige publiekstrekkende tentoonstelling Liefde op het eerste gezicht, een overzicht van vrouwenportretten in de Nederlandse kunst. Bij de tweede exposant, de schilder en tekenaar Koen Delaere (Brugge, 1970) uit Tilburg waar hij is opgeleid aan de Academie voor Beeldende Vorming, zal die overgang heel wat minder mild zijn. Want weliswaar is ook zijn werk geënt op het lichamelijke, maar in de uiteindelijke uitwerking is daar nog maar weinig van te herkennen. Zijn beschilderingen van tijdschriftpagina's vol blote lichamen en zijn grote doeken vol celdelingen, moedervlekken, puisten en krassen staan dan ook ver af van het zuivere en het schone. Ze tonen vooral de materie, de verf, de bijna organische processen waaruit ze krabbend en spuitend, gietend en stollend ontstaan zijn. Lijken Delaere's doeken op het eerste gezicht misschien erupties van expressionistische scheppingsdrift, wie goed kijkt ziet dat ze daar eigenlijk niks mee te maken hebben. Ze zijn eerder conceptueel van aard. Met zijn teken- en schilderhand ontrafelt Delaere heel systematisch patronen van woekeringen, soms op doek gewapend met verf en giethars en al wat hem verder maar ter hand komt, dan weer op knettergrote vellen papier met niet meer dan een setje bics. Vanuit honderden kleine gekraste bolletjes in de rechter benedenhoek groeien dan langzaam constructies en lijnen die een heel vel weten te vullen. Van mooimakerij is daarbij geen sprake, Delaere kleedt de techniek liever zover uit dat in wezen iedereen kan zien hoe het werk tot stand is gekomen.

Duidelijk is, alleen al kijkend naar de uiteenlopende stijl en techniek van de eerste twee exposanten, dat het Noordbrabants Museum het zich met de selectie van de kunstenaars niet makkelijk heeft gemaakt. Dat siert het als het om hedendaagse kunst ging tot voor kort nogal bedaagde museum. Het feit dat directeur Jan van Laarhoven na jaren van concentratie op gevestigde namen, die de provincie vaak al lang verlaten hadden, weer terugkeert naar wat er nu in het zuiden gebeurt is evenzo lovenswaardig. Een vinger aan de pols van de jonge kunstenaars die de academies in Breda, Den Bosch en Tilburg verlaten kan nooit kwaad. Jammer is alleen dat Van Laarhoven zich vooralsnog niet keihard aan zijn eigen opzet wil committeren door van iedere geëxposeerde jonge kunstenaar ook een werk voor de collectie aan te kopen. Hij sluit het niet uit, maar het aankoopbudget (zo'n 70.000 euro op jaarbasis) is volgens hem niet groot genoeg om én hiaten in de na-oorlogse collectie én veel nieuwe kunst aan te kopen. Bovendien trekt de hedendaagse kunst nu eenmaal minder publiek en vreet het ruimte, aldus de directeur. Maar misschien dat hij daar op termijn anders over gaat denken, wanneer het museum binnen enkele jaren daadwerkelijk uitgebreid wordt. Tot die tijd moet de jongste Brabantse kunst het doen met de tuingalerij.

TIEN SOLO-EXPOSITIES VAN JONGE KUNSTENAARS, tm sep 2003

Noordbrabants Museum, Verwersstraat 41, Den Bosch

tm 9 juni: Cécile Verwaaijen, deelnemers daarna: Koen Delaere, Ingrid Simons, Wiesje Peels, Marjolein Landman, Linda Arts, Ruud van den Broek, Phoebe Maas, Rogier Walrecht en Wycher Noord.