In de periferie #1: Figuratie als abstractie

Marjolein van de Ven
Jaap van den Ende, BOOM, GEBLADERTE (INFORMELE SYSTEMEN), 2017. Courtesy Galerie de Zaal

De in Delft geboren en getogen kunstenaar Jaap van den Ende heeft inmiddels een omvangrijk oeuvre opgebouwd. Hij is ook al een ruime tijd bezig: vanaf de jaren zestig vormen wiskundige systemen en methodieken het uitgangspunt voor zijn abstracte schilderijen en tekeningen. Deze zijn opgenomen in een indrukwekkende rij (internationale) museale en particuliere collecties en vooral het werk dat hij tot mid-jaren negentig maakte is veel tentoongesteld. In galerie de Zaal in Delft, waar momenteel werk uit verschillende periodes van de afgelopen vijftig jaar wordt getoond, word ik verrast door de consistentie binnen zijn oeuvre, maar ook door de eigenzinnige richtingen die hij inslaat.

Opgegroeid in het kielzog van kunstenaars uit de Nul-beweging, zoals zijn bekende stadsgenoot Jan Schoonhoven, lijkt het misschien logisch dat Van den Ende abstractie als uitgangspunt koos. Toch heeft hij dat zelf nooit als een vanzelfsprekendheid gezien. Zo betekent het constructivisme veel voor hem, maar zijn er ook genoeg kunstenaars uit andere stromingen – van Caspar David Friedrich tot Max Beckmann of Jeff Wall – die hem inspireren. Wel noemt hij in het bijzonder een gesprek met Nul-kunstenaar Jan Henderikse uit de jaren zestig over diens fascinatie voor herhaling. Dit maakte iets wakker bij Van den Ende, die tot dan toe wel geïnteresseerd was in abstractie, maar nog niet wist hoe het een plek kon krijgen binnen zijn manier van werken. Vanaf dat moment wordt herhaling, in combinatie met transformatie, een belangrijk element in zijn werk.

De ‘tentoonstellingszaal’ van de galerie, een voormalige brouwerij, is indrukwekkend: hoge witte muren, een grenen vloer met veel karakter en bovenlicht achter in de zaal waardoor het daglicht ook daar naar binnen valt. Maar juist door die hoge muren is het ook een lastige ruimte, veel geschikter voor installaties dan voor het tonen van tweedimensionaal werk zoals bij Van den Ende het geval is. Toch ervaar ik het niet als vervelend dat er in deze tentoonstelling niets in de ruimte staat. Sterker nog, de leegte in het midden is misschien wel essentieel om de werken volledig tot hun recht te laten komen. Deze zijn in clusters opgehangen, waarbij vorm- en kleurverwantschappen en overeenkomsten in de door Van de Ende gebruikte systematiek als uitgangspunt zijn genomen. De bewust niet chronologisch indeling zorgt voor een dialoog tussen de oudere werken en zijn meest recente serie, waarin figuratie een belangrijke rol speelt. Zo ontstaat samenhang in de ruimte en blijven je ogen over de muren dwalen.

In Van den Ende’s meest recente serie – waar hij overigens al sinds de jaren negentig mee bezig is – combineert hij zeer realistisch nageschilderde taferelen, zoals een bloemstilleven of een landschap, met abstracte pendanten. De doeken zijn strak aan elkaar gemonteerd en vormen zodoende een geheel. Door het herhalen van vorm en kleur ontstaat ritme en lijken abstractie en figuratie soms in elkaar over te lopen. Van den Ende speelt daarbij met de figuratieve weergave. Ondanks dat de landschappen verwijzen naar een specifieke plek, locaties die de kunstenaar op foto vastlegt en naschildert, roepen ze een universeel en vertrouwd gevoel op. Iedereen heeft wel eens een soortgelijk landschap gezien. Dat een ‘rationele benadering’ – de ondertitel van zowel deze presentatie alsook twee voorafgaande tentoonstellingen rondom zijn werk – een rode draad door Van den Ende’s oeuvre is, staat buiten kijf. Toch zijn het de persoonlijke keuzes en subtiele nuances die deze recente serie bijzonder maken. Zo fotografeert hij bijvoorbeeld alleen landschappen die hem emotioneel raken en experimenteert hij met rondere en scherpere vormen binnen de abstracte pendanten.

Dat de sprong naar het gebruik van figuratie niet vanzelf is gegaan, wordt zichtbaar in de achterruimte van de galerie. Hier hangt een werk uit de jaren negentig waarin figuratieve en geometrische elementen op hetzelfde doek zijn verenigd. Het resultaat is eigenaardig, en opvallend onnauwkeurig in vergelijking met zowel zijn eerdere als latere werk. Tegelijkertijd toont het op prachtige wijze de zoektocht die soms nodig is om een stap verder te komen.

Ik moet denken aan ‘Oulipo’, een groep van Franse schrijvers en wiskundigen opgericht in 1960. Bij het schrijven legden zij zichzelf bepaalde voorwaarden of beperkingen op rondom het gebruik van woorden, letters, stijlen enzovoorts. Zo schreef Georges Perec La Disparition (1969), een roman rondom de verdwijning van de letter ‘e’, die dan ook geen een keer in het boek voorkomt. Deze regels dienden ter inspiratie en om het vakmanschap van de auteurs aan te scherpen. Op een soortgelijke manier dwingt Van den Ende zichzelf te blijven ontwikkelen, telkens zijn eigen systemen en regels aanscherpend en bijschavend, op zoek naar de urgentie van het beeld. Ik ben benieuwd naar de volgende stap die hij zet.

Deze recensie is onderdeel van de serie ‘In de periferie’, waarbij een specifieke stad of regio een langere tijd door een auteur onder de loep wordt genomen. Marjolein van de Ven recenseert de komende maanden tentoonstellingen en presentaties rondom hedendaagse kunst in Delft.

Marjolein van de Ven is een van de drijvende krachten achter de Kunstvlaai, werkt als freelance curator/schrijver en is redacteur van Tubelight.

Jaap van den Ende, Tentoonstellingsoverzicht Galerie de Zaal 2017. Courtesy Galerie de Zaal