Fever

Rob Perrée

In juli 1992 stierf de Amerikaanse kunstenaar David Wojnarowicz. Tegen de ziekte aids was zelfs zijn kruid niet gewassen. Ik kan me voorstellen dat hij vloekend en tierend ten onder is gegaan. Het was geen man die zich neerlegde bij onrechtvaardigheid. De retrospectieve tentoonstelling die op dit moment in The New Museum in New York te zien is laat daar geen twijfel over bestaan.

Hoe wrang ook, zijn beste werk maakte Wojnarowicz na de fatale diagnose. Haast, onmacht en woede vertaalde hij in provocerende doeken. Meestal zijn het grote, veelkleurige collages. Een geschilderde voorstelling, met daarin foto's en daaroverheen teksten. Soms zijn de foto's op het doek geplakt, soms zijn ze er met grove steken ingenaaid, soms lopen ze naadloos over in de acrylverf. Zijn werken zijn geen schilderkunstige of fotografische onderzoeken, ze gaan altijd ergens over. Veelal over maatschappelijke gebeurtenissen en voortwoekerende misstanden. Uit de titels valt het engagement al af te lezen: Fuck You Faggot Fucker (1984), Where I go, after I am gone (1988), Subspecies Helms Senatorius (1990), om er een paar te noemen. Subtiel ging hij niet te werk. Woede en haat verdragen geen subtiliteit. Zijn symboliek is dik aangezet, zijn beelden zijn expliciet. De aartsconservatieve senator Helms (die het werk van Mapplethorpe op de brandstapel wilde) verandert in zijn handen in een dodelijke spin met een swastika op zijn kop, neukende en pijpende mannen personificeren de desperate liefde en geraamtes laten geen misverstand over de vernietigende werking van de dood. Zijn fotowerken lijken op het eerste gezicht minder agressief, maar schijn bedriegt. Door het ontbreken van kleuren schreeuwen ze minder hard, maar ze zijn gemaakt of samengesteld vanuit dezelfde principes en emotiebronnen.

Geëngageerde kunst is soms stomvervelend, met name als het ideologische doel de middelen moet heiligen. Dat is bij Wojnarowicz niet het geval. Hij gaat juist vanuit artistieke middelen naar zijn maatschappelijke doel. Hij is zich bewust van de kracht van het beeld, hij is origineel in zijn beeldoplossingen en hij weet wat schilderen en fotograferen is. Met andere woorden: hij verstaat het kunstenaarsvak. Bovendien twijfel je als kijker geen moment aan zijn integriteit en eerlijkheid. Hij raakt je, schokt je of schopt je onderuit, ook al wil je dat niet en vind je het vervelend om dat toe te geven. Jouw eigen hypocrisie en wankelmoedigheid worden door hem genadeloos en onverbiddelijk blootgelegd.

David Wojnarowicz schreef ook. Prachtige autobiografische verhalen. De bundel "Close to the Knives" behoort wat mij betreft tot de hoogtepunten van de recente Amerikaanse literatuur. In die verhalen zit dezelfde woede en dezelfde pretentieloze oorspronkelijkheid. Ik ken maar weinig schrijvers die zo mooi kunnen schelden en tegelijkertijd zo ontroerend kunnen verwoorden. Bij sommige verhalen hou je het niet droog. Zelden heb ik onmacht zo goed, zo misselijkmakend en tegelijkertijd zo humoristisch verwoord gezien als in "Living Close to the Knives", een verhaal over zijn vriend, de fotograaf Peter Hujar. Daarin vertelt Wojnarowicz hoe hij, samen met een vriendin, tevergeefs probeert de hel van diens leven te blussen.

Het werk van Wojnarowicz moet je in het echt zien. Je moet het namelijk ondergaan, je moet erdoor uit je evenwicht gebracht worden. Dat betekent dus een reis naar New York. Er zijn slechtere manieren om een paas- of meivakantie te besteden. Voor de thuisblijvers is er een prachtige catalogus. Voor maar $32,-. Bovendien is in veel moderne antiquariaten het Wojnarowicz-nummer van Aperture (uit 1994) nog te krijgen. Voor minder dan 25 piek.