Europees Kunstvoetbal

Michiel van Opstal
Europese Velden (Marseille, Frankrijk), copyright Hans van der Meer / Hollandse Hoogte

Er is zo veel te zien: 22 mannen die tegen een bal aanschoppen met daaromheen een paar toeschouwers die verdwaald lijken in de reusachtige stilstand van het omliggende landschap. Hans van der Meer maakt nu al ruim zeven jaar foto’s van Europese amateurvoetbalvelden. FC Knudde 7 tegen FC ‘We Bakken Er Niets Van Maar We Hebben Plezier’ 8, dat soort werk. Het laagste van het laagste. Maar daar, verstopt in de onderste regionen van de Europese voetbalcompetitie, vindt Van der Meer de essentie van volkssport nummer 1 en, geloof het of niet, het wezen van de Europese gedachte.

Weinig foto’s communiceren zo eenvoudig een meervoudige boodschap, staan zo open naar hun publiek. Het zijn kleine kunstwerkjes waarin steeds nieuwe betekenissen ontdekt kunnen worden. Geen hoogdravende conceptboodschappen, maar makkelijk te ontcijferen verhalen (groot en klein) en smakelijke anekdotes: de lethargische eenzaamheid van de werkloze keeper, het pure genot van een sigaret die gretig wordt opgestoken na het laatste fluitsignaal, de sublieme rust en kracht van het landschap, ‘echte mannen’ die authentiek zijn in hun nooit aflatende spelvreugde en toeschouwers die loyaal zijn tot op het bot terwijl ze zich mysterieus ophouden in het schemerduister van het gebied ‘buiten de lijnen’. Waar te beginnen? Bij twee meisjes. Omdat zij de raadselachtigheid belichamen die gek genoeg óók in de ‘makkelijke’ foto’s van Van der Meer besloten ligt.

Twee meisjes lopen nonchalant keuvelend een straat af, rechts onderaan de foto zien we nog net het voetbalveld. Een aantal oude mannetjes kijkt aandachtig naar de wedstrijd. Zij zijn het cliché: de traditie met voetbalbloed. Zij horen bij het voetbal als een penalty bij een overtreding in het zestienmetergebied. Maar deze twee meisjes niet. Het is überhaupt de vraag of ze iets met het voetbal te maken hebben, of beter gezegd, willen hebben. Toch lopen ze richting het veld, niet ervandaan. Voordat we verder gaan is één observatie op zijn plaats: op de foto’s van Van der Meer is veel te zien, maar geen vrouwen. Behalve op deze ene foto.

Daarmee wordt deze foto het geheim van de tentoonstelling, het raadsel dat zich niet laat oplossen. Wie zijn deze meisjes? Ze zijn niet ouder dan twintig. Ze dragen modieuze kleding, maar niet in de elegante betekenis van het woord; ze zijn wat je noemt straatwijs, maar niet op een hiphopachtige manier; ze zijn triviaal maar zonder saai te zijn. Ze zijn ondefinieerbaar en daarom oh zo fascinerend. Misschien zijn het de vriendinnetjes van twee voetballers die zich op het veld lopen uit te sloven. Maar ze zijn veel meer dan dat: ze zijn alles wat Van der Meer op zijn voetbalvelden niet laat zien. Ze zijn het ‘andere’ en in dit geval is dat de vrouw die iedere zaterdagmiddag of zondagochtend met een mengsel van spot, liefde en arrogante wijsgerigheid toekijkt als haar man zijn voetbalschoenen in zijn tas stopt en met een beschaamd lachje zegt: ‘Het is weer zo ver’ (om vervolgens vijf uur later thuis te komen). De twee meisjes op de foto van Van der Meer staan voor de vrouwelijke blik der wijsheid. In hun hautaine verstrooidheid laten ze op subtiele wijze zien dat zij het voetbal niet nodig hebben om gelukkig te zijn. Het is tekenend voor Van der Meer dat hij naast zijn liefde voor het amateurvoetbal ook in staat is om, al is het maar in één foto, de buitengesloten vrouwelijke dimensie binnen te smokkelen en daarmee de identiteit van het spel (en de gemeenschap waarin het zich afspeelt) des te trefzekerder te tonen. Voetbal is niets zonder deze twee achteloze vrouwen.

Minder raadselachtig is de manier waarop Van der Meer in zijn foto’s commentaar levert op het ‘Verenigd Europa’. Iedereen heeft daar zo zijn eigen mening over. Europa is de ene keer een waardengemeenschap (al dan niet op christelijke, humanistische, Griekse of joodse basis), een volgende keer een economische vrijplaats, dan weer een historisch gegroeide identiteit of toch gewoon een ouderwetse verzameling natiestaten. Wat in deze definitiekwestie vooral duidelijk wordt, is dat een gemeenschap zich maar moeilijk laat fixeren in één alleszeggende veralgemenisering. Europa is debat. Dat is een antropologisch feit. En toch stelt Van der Meer daar bijna klakkeloos een andere en conflicterende, antropologische waarheid tegenover. Europa is een voetbal waar 22 mannen op zaterdagmiddag en zondagochtend tegenaan trappen. Europa is de eenzame toeschouwer die ieder weekend regen en wind trotseert om naar 22 mannen in een krijtgestreepte arena te kijken. Europa is een verzameling nooit volwassen wordende mannen die het spel tot levenswijsheid hebben verheven. Europa is voetbal. Daar is niets verhevens aan. Het is zo plat als maar zijn kan.

Toch kun je Van der Meer niet betichten van ‘artistiek populisme’ (volkskunst verkoopt!) of van ‘aapjes kijken’ (zie mij als kunstenaar eens de draak steken met de Lage Cultuur). Zijn Verenigd Europa, hoe alledaags ook, komt als een verrassing. Alsof we de laatste tijd bedolven zijn geraakt onder de Europese abstracties en het zicht op de licht absurdistische werkelijkheid – die altijd simpel is, als je maar goed genoeg kijkt – zijn kwijt geraakt. Alsof we vergeten zijn dat Europa bestaat uit de modder van een slecht onderhouden voetbalveld en het bloed, het zweet en de tranen van een verloren of gewonnen wedstrijd.

EUROPESE VELDEN – LANDSCHAP VAN HET AMATEURVOETBAL, Hans van der Meer, t/m 7 mei 2006

Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18/20, Rotterdam

Europese Velden (Warley, Engeland), copyright Hans van der Meer / Hollandse Hoogte