En toen sprongen we – een gesprek met Priscila Fernandes

Sjoerd Westbroek
In the hammock, C-Print, 55,4 x 70 cm

Het trampolinepark ligt aan een rafelrand van de stad. Een weg, eigenlijk meer een pad, leidt ons uit een woonwijk richting een terrein met loodsen, begrensd door de geluidswal van een snelweg. Sinds we het Zuidplein achter ons hebben gelaten, zorgt alleen de doorlopende trambaan voor een gevoelsmatige verbinding met het veel dichtere weefsel van de wijken waar ik woon en werk. We parkeren de auto op een terrein dat ooit tennisbaan was, de zijlijnen fungeren als parkeervakken. Jump010 (in een trampolinepark spring je niet, daar jump je) ligt achter een indoor speeltuin en bowlingbaan. Bij binnenkomst omarmen duisternis en kakofonie ons. Als onze lichamen zich hierop in hebben gesteld doemt een enorme hal op. Kinderen stuiteren over trampolines en hindernisbanen, ouders zitten met blikjes cola aan de kant op hun telefoon te turen. Ik realiseer me dat het nu definitief te laat is een gekneusde enkel te veinzen. Niet veel later sta ik (met de zojuist aangeschafte gripsokken aan) voor een trampoline, schuifelend als de zesjarige op de rand van het zwembad, klaar en niet klaar voor de eerste duik.

***

Later die middag zit ik op een comfortabele bank in Priscila’s atelier. Schilderijen staan met hun beeldzijde van ons afgewend, de muren hangen vol met onderzoeksmateriaal. Mijn blik glijdt langs afbeeldingen van een luchtballon, een landartwerk (Robert Smithson?), een achtbaan, een abstract schilderij (wie was het ook alweer?). Ik bekijk de recente korte film Never Touch The Ground, waarin ik Priscila zie vertellen over hoe pretparkattracties en kunstwerken proberen de zwaartekracht te overwinnen. De film heeft de toon van een educatief programma. In de rol van presentator bespreekt ze kunstwerken, maar maakt ze ook een ritje in een achtbaan en probeert te vliegen in een windturbine. Ze vertelt me dat ‘Het Klokhuis’ als een voorbeeld diende voor hoe informatie op een humorvolle manier kan worden gebracht. Priscila ondergaat zelf de dingen die ze bespreekt, is geen afstandelijke observant. Ik ben benieuwd naar haar eigenzinnige en avontuurlijke manier van onderzoek doen. Welke rol spelen de ervaringen die ze tijdens haar werkproces voor zichzelf creëert en hoe beïnvloeden deze het werk dat hieruit voortkomt?

Video still uit Never Touch The Ground, 4K video, 11’26”, 2020

In veel werk verschijnt Priscila zelf in beeld. Toch speelt haar persoonlijke verhaal geen rol. “Ik ben niet geïnteresseerd in autobiografisch werk, ik doe veel onderzoek om het werk daaraan voorbij te brengen.” In de Labour Series, een serie foto’s op groot formaat, zien we Priscila verf en penselen hanteren terwijl ze rolschaatst, in een hangmat ligt, of over de rand van een opblaasbadje hangt. De muur en vloer zijn helemaal beschilderd. Het is geen aarzelend begin, maar iets dat vanuit een groots gebaar is neergezet. De omgeving heeft iets weg van een atelier, maar is toch eerder een podium. Op eenzelfde manier fungeert het pretpark als podium voor de kunstenaar-als-presentator in Never Touch The Ground. “Het werk heeft alleen zin als ik de handeling die ik in beeld breng zelf verricht, anders is het niet meer dan een commentaar. Iemand inhuren zou het cynisch maken. Dat ik deze dingen zelf doe is alleen relevant voor het moment van productie, niet voor het beeld dat ik maak. Ik zie niet mezelf als ik naar het werk kijk.”

Net als veel van haar andere werk gaat de Labour Series terug op een dialectische spanning tussen arbeid en vrijetijdsbesteding. Beide slaan voortdurend in elkaar om en dit is ook voelbaar in hoe ze over haar werk spreekt. Ze vertelt hoe onderzoek een aanleiding kan zijn om vrijetijdsactiviteiten te ondernemen, die dan weer zichtbaar worden in de productie van werk. “Het werk begint bij een frustratie die ik voel over het gebrek aan vrije tijd. Ik construeer een wereld om te zoeken naar een verbinding tussen kunst en vrije tijd, zodat ik mijn eigen positie daarin kan onderzoeken.” En: “We zitten in een moment van crisis, wat persoonlijke crises schept. Het is een tijd van overproductie waarin de druk hoog is om voortdurend iets nieuws te maken. We hebben een grens bereikt. Ik ben zelf een workaholic en kan niet stoppen. Er is een stem in me die zegt ‘je moet werken’. Ik ervaar een angst voor vrije tijd. Werk wordt daarmee een excuus: ja, ik neem vrij, maar ben super productief. Dit gegeven gebruik ik als methode om tot nieuw werk te komen.”

Slippin’ and slidin’, scoot like a seal #3, C-Print, 165 x 132 cm

Dat ontspanning terug naar arbeid leidt is in zekere zin onvermijdelijk – als kunstenaar ligt de mogelijkheid van iets werk te maken voortdurend op de loer – maar dit maakt de vrijetijdsbesteding nog niet tot louter arbeid. Als je je onderdompelt in iets nieuws breekt dit van alles open. Daarom is het cruciaal deze ervaringen zelf te ondergaan: “Het gaat erom mogelijkheden te scheppen om dingen anders te doen. Als ik zelf geen deel uitmaak van de activiteiten die ik verbeeld, dan gaat dit niet.” Vrije tijd is voor Priscila een vorm van zelfeducatie. “Hoe ik vrijetijdsactiviteiten beoefen is vergelijkbaar met leren. Door te spelen schep je werkwijzen, of een systeem. Er is een zekere vasthoudendheid: nu doen we het rolschaatsen, dan de trampoline, de volgende dag slip and slide. Er is een zekere discipline in zo’n aanpak, ik benader vrije tijd als een school voor mezelf.”

In een eerdere video, For a better world (2012), zien we kinderen in een levensechte omgeving beroepen als caissière en hamburgerbakker naspelen. De beelden zijn geschoten in een speelomgeving die gesponsord is door grote bedrijven. Het spel lijkt kinderen vooral voor te bereiden op een volwassen leven als consument en voorgeschreven professionele rollen. Priscila bevestigt dat de vrijetijdsbesteding in haar recentere werk minder geïnstrumentaliseerd is. Dit is het resultaat van de meer op ervaring gerichte werkwijze, gepaard met een bewustzijn en acceptatie van wat dit brengt. Vrije tijdis een technologie, net als een iPhone. Mijn iPhone is een object dat invloed heeft op hoe ik mezelf en de wereld zie en hoe ik mezelf representeer: het apparaat bewaart herinneringen en contacten en registreert hoeveel stappen ik zet. Tegelijk biedt het ontspanning en vermaak. Het is niet alleen een instrument met een vastgesteld doel, het doet ook iets anders dat daaraan ontsnapt. De cynische benadering zou zijn te wijzen op ontspanningsactiviteiten in het kantoor van Google: spel om productiviteit te verhogen. Dat is instrumentalisering. Vrije tijd als technologie is echter ook meer. Het biedt ook een reële mogelijkheid dingen anders te doen.”

Priscila toont me op de computer in haar atelier een tijdlijn die ontwikkelingen op het gebied van vrije tijd naast het werk en leven van kunstenaars plaatst. Een afbeelding van de eerste waterglijbaan staat naast een foto van Marcel Duchamp, onderweg naar het platteland. We kijken naar het werk van Matthew Barney, die in de serie Drawing Restraints een trampoline gebruikte om te tekenen. Daarnaast is er de meer formele dimensie van de kunstwerken: het springen en stuiteren op de trampoline staat naast kleurvlakken die stuiteren binnen het kader van het doek. “Ik heb op deze manier veel nieuwe verbindingen gelegd. John Cage gebruikte toeval om muziek te maken. Hij was geïnteresseerd in het loslaten, hij wilde niet altijd controle uitoefenen. En Duchamp probeert steeds iets anders. Kunst onderhoudt vaak een specifieke relatie met smaak, beide kunstenaars verzetten zich hiertegen. Wees altijd spontaan, vind altijd iets nieuws: dat is de conceptuele vorm van stuiteren.” Een sprong in het onbekende: alsof er een correlatie bestaat tussen de transgressie die de vrijetijdservaring biedt en het verstorende van het werk van kunstenaars.

Priscila is nu ongeveer vier jaar bezig met dit onderzoek, dat één van de pijlers van haar werk vormt. “Een van mijn favoriete boeken is een koffietafelboek over de kunstgeschiedenis dat historische krantenknipsels over kunst bevat. Deze bronnen onthullen veel interessants, ze geven een inzicht in relaties en intriges in de kunstwereld. Het voegt iets toe aan een verder bekend verhaal. Op een vergelijkbare wijze wil ik met mijn werk niet wegnemen wat een kunstwerk betekent, maar er een manier van kijken aan toevoegen. Ook bij werken die honderd jaar geleden gemaakt zijn, waarmee het soms moeilijk is een emotionele verbinding te vinden en waarvan het niet altijd meer direct duidelijk is waarom het gemaakt is. Ik ben geen academicus, maar ik neem de kunstgeschiedenis heel serieus. Ik heb een tijd onderzoek gedaan naar het werk van de neo-impressionisten. Het is moeilijk om hun schilderijen als een politieke stellingname te zien, terwijl ze wel zo bedoeld zijn. We maken geen deel meer uit van dat historische moment. Alternatieve verhalen stellen me in staat iets te doen met vroeger werk. Op die manier kan het opeens dichtbij komen. We blijken hetzelfde te denken als kunstenaars van honderd jaar geleden, we komen dezelfde problemen tegen. Wellicht zijn we alleen de specifieke taal vergeten.”

Het werken met historisch materiaal biedt dus een ruimte om iets nieuws te doen. Mislukt dit weleens? “Het werkt niet als ik al een uitkomst heb geformuleerd voordat ik ga experimenteren met materialen. Ik doe altijd veel onderzoek, de kennis is een veilige grond en het werkt validerend, maar zodra ik daarmee volledig vertrouwd ben moet ik dat opzij zetten. Als ik ergens veel over weet moet ik dat loslaten om aan de slag te kunnen.”

Yoga Worm, digital collage, 2021

En de Vrijplaats voor Tubelight #116: waarom heb je Piet Mondriaan afgebeeld als yoga beoefenende worm? Is dat niet oneerbiedig? “Het is een soort hommage aan Mondriaan. Ik was bezig met het script voor het vervolg op Never Touch The Ground en stuitte op een anekdote waarin Charley Toorop Mondriaan in een yogapose zag zitten. Ik wist niet dat hij aan yoga deed. Toen ik vervolgens naar de Victory Boogie Woogie ging kijken zag ik daar allemaal yogaposes in terug. Het gaat me in mijn werk ook om het absurdisme van de poging een verband aan te tonen tussen abstracte kunst en vrije tijd, de humor die daarin besloten ligt.”

Het beoefenen van kunstgeschiedenis en het springen op een trampoline liggen in het werk van Priscila dicht bij elkaar. Stuiterend tussen beelden en verhalen ontstaan speculatieve verbanden. “Toevalligheden die geen toevalligheden zijn,” zoals Priscila het uitdrukt. In zekere zin wordt alles spel, maar wel een spel met een serieuze ondertoon. En het stuiteren op de trampoline? Dat is, net als de studie naar Mondriaan’s yogaposes, voorbereidend werk voor de volgende film, Make It Bounce.

***

Het volume van de muziek wordt opgevoerd. Het ritme en de trillingen raken mijn lichaam, dat daarmee iets ontspant. Ik kijk naar de voorbij stuiterende kinderen en probeer in te schatten hoe de trampoline zal reageren op het gewicht van een volwassene. Ik schraap mijn voet over de vloer, om te voelen hoeveel weerstand de gripsok biedt. Ik schud de lichte schaamte van me af, die me tot dan toe heeft begeleid, en spring.

Sjoerd Westbroek is beeldend kunstenaar en docent op de Willem de Kooning Academie en het Piet Zwart Instituut in Rotterdam.