En dan

Jaap Röell
Stanley Brouwn en Bertus Mulder, HET GEBOUW (2005) Leidsche Rijn

Het komt niet zo vaak voor dat de tentoonstellingsruimte en de aldaar gepresenteerde kunstwerken naadloos op elkaar aansluiten. Dat is nu het geval met de constructivistische schilderijen van Otto Hamer (1938) en de architectuur van Het Gebouw in Utrecht/Leidsche Rijn.

Het Gebouw kan inderdaad geen andere naam hebben dan … Het Gebouw. Het is een volstrekt autonoom ding van twee kale blokjes kruislings op elkaar dat alleen naar zichzelf verwijst. Elke detaillering is weggelaten, geen dakgoot, pijpen, deurklinken of wat dan ook, laat staan zoiets absurds als een vlaggenmast. De conceptuele kunstenaar Stanley Brouwn (1935) heeft dat zo bedacht. Het was minder eenvoudig om het in werkelijkheid ook zo te bouwen. De Utrechtse architect Bertus Mulder heeft dat in nauwe samenwerking met Brouwn, in zeer korte tijd, toch voor elkaar gekregen. In 2005 werd Het Gebouw geopend.

De maten van Het Gebouw zijn afgeleid van de voetmaat van Stanley Brouwn, 26 centimeter, de SB-maat. Niet het metrisch stelsel dat van buitenaf wordt opgelegd, maar de zelf ervaren afstand – de eigen voetmaat – is bepalend voor dit ontwerp. Daardoor is het een gebouw geworden met eigen wetten, opgetrokken in een staalconstructie met kale vierkanten platen in de maten van 15 x 15 SB-voet.

In deze ultieme exponent van het Nieuwe Bouwen, is nu een tentoonstelling van werk van Otto Hamer te zien. De schilderijen zijn allen opgebouwd uit lijn, vorm en kleur. Daarmee schept Hamer voor zich zelf een oneindig aantal mogelijkheden om expressie te geven aan wat ruimte is. Hij doet dat heel systematisch en beredeneerd volgens een mathematisch opgezette vlakverdeling, net zoals de basisstructuur van Het Gebouw. En wat blijkt? Beiden, en zeker in combinatie met elkaar, zijn niet kil of steriel. Nog sterker, Het Gebouw en de schilderijen leven, zinderen bijna.

Ik denk niet met deze constatering Otto Hamer een plezier te doen. Hij beoogt immers het emotionele en strikt subjectieve uit zijn werk te bannen. Alles ten behoeve van rationele en objectiveerbare kunst. In die zin staat hij in de traditie van de Nul-kunst en het minimalisme dat in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw furore maakte. Of nog verder terug, in de traditie van het kubisme, de Stijl, de Russische constructivisten en het Bauhaus.

Hamer heeft daarbij ook de maatschappijkritische benadering tot leidraad van zijn werk gemaakt. Kunst doet er toe. Het is een maatschappelijke kracht (of dient dat in ieder geval te zijn) die sociale ongelijkheid ter discussie stelt en zo mogelijk opheft. Enkel esthetiek is Hamer uit den boze.

Over dit soort uitgangspunten doen we nu wat lacherig, onterecht. Het blijkt maar weer eens in de huidige tijd van uit onbegrip geboren bezuinigingen op kunst en cultuur, dat de verbinding met de context waarbinnen kunst plaats vindt, essentieel is om mensen dichter bij de kunst te brengen. En hen daarmee letterlijk waarde te laten hechten aan kunst en cultuur.

P.S.
Sinds kort staat vlak achter Het Gebouw een met tierelantijnen voorziene poffertjeskraam te detoneren. Hier past slechts de uitspraak van Nescio toen hij in 1942 op een van zijn voettochten vanuit Amsterdam door het Vechtgebied zag dat een aardig wipbruggetje in Kortenhoef was gesloopt en een weg over het water was geplempt: ‘God zegene de verantwoordelijke autoriteiten. Als ’t kan een beetje hardhandig.’

Het Gebouw in de Leidsche Rijn is open op donderdag t/m zondag van 12.00 tot 17.00 uur

Otto Hamer, BROTT 51-2 (1988)
Otto Hamer, 91-5 (1991)
Otto Hamer, GORDANO, BLAUW CENTRUM (2008)