Ego #10

Basje Boer
Patti Smith door Judy Linn

Na een jarenlange verbouwing is het DeLaMar Theater weer open. Buiten zijn de glazen deuren tot spiegels opgepoetst, binnen wordt de boel chic verlicht door kroonluchters. Maar er hangt ook kunst. Janine van den Ende stelde met liefde een permanente tentoonstelling van eigenzinnige fotografie samen.

Ik ben te vroeg voor de theatervoorstelling. Met mijn cappuccino neem ik plaats aan de bar en sla mijn boek open. In Just Kids beschrijft rockster/dichter/kunstenaar Patti Smith hoe ze als 21-jarige in haar eentje naar New York trok, dorstig naar de creatieve geesten waarover ze tot dusver alleen maar had gelezen. Haar droom is om muze te worden van een kunstenaar als Arthur Rimbaud of Bob Dylan. Dan ontmoet ze Robert Mapplethorpe.

Aan de muren van de bar in het DeLaMar hangen monumentale portretten, onmiskenbaar het werk van Anton Corbijn. Look-a-likes van dode sterren als Frank Zappa, John Lennon en Herman Brood zijn gefotografeerd tegen de achtergrond van het Hollandse platteland, waar hun aanwezigheid even vanzelfsprekend als potsierlijk aanvoelt. Pas bij de foto van Janis Joplin zie ik het: het is Corbijn zelf die verkleedpartijtje speelt. Het zijn zelfportretten.
   
Robert Mapplethorpe, die later wereldberoemd zou worden als fotograaf, maakt nog geen foto’s als hij Patti Smith ontmoet. Zij maakt nog geen muziek. Als hij uiteindelijk de camera ter hand neemt, richt hij zijn lens op haar.

De onverwachte hoeken, de grofkorrelige kwaliteit, de bewust losse compositie: esthetisch gezien wijken Corbijns zelfportretten niet af van de rest van zijn oeuvre. Inhoudelijk gezien is er wel verschil. Met zijn werk als celebrityfotograaf gunt hij ons een blik achter het sterrenimago. Zo haalde hij Courtney Love uit de context van de grunge door haar in zee te zetten en lijkt Bono met plaksnor en sombrero in de verste verte niet op een rockster.

Met zijn portretten zet Corbijn clichés op losse schroeven, terwijl hij met de zelfportretten hier in DeLaMar diezelfde stereotiepen juist benadrukt. Freddie Mercury wordt gereduceerd tot een snor en een leren jack. Jimi Hendrix is een afro en Kurt Cobain een zonnebril. En belangrijker nog: hoewel het hier zelfportretten betreft, krijgen we geen glimp van Corbijn zelf te zien.

Met Patti Smith als model ontwikkelt Robert Mapplethorpe zich tot een getalenteerde en veelbelovende fotograaf. In haar boek roemt Smith zijn gevoel voor licht en compositie maar vergeet daarbij haar eigen rol als muze. Smiths intense blik en androgyne uitstraling zijn van een niet te onderschatten belang in Mapplethorpes vroege fotografie. Ook de intieme snapshots die Judy Linn van haar maakt, recentelijk gebundeld in Patti Smith 1969-1976, worden door het unieke charisma van het model bepaald. Waar loopt de grens tussen muze en maker, vraag ik me af.

Mijn koffie is op, de voorstelling gaat beginnen. Thuis google ik het portret dat Corbijn van Patti Smith maakte. Smith hurkt neer bij een hobbelpaard, als een hardloper voor het startsein. Haar gezicht, die fascinerende kop en die indringende ogen, gaat schuil achter een bos ongekamd haar. De foto getuigt van lef, maar ook van arrogantie. Corbijn ging de samenwerking met de muze pur sang niet aan.

FOTOCOLLECTIE DELAMAR THEATER
Anton Corbijn, Cuny Janssen, Erwin Olaf, Hans Eijkelboom, Koos Breukel, Viviane Sassen
DeLaMar Theater
Marnixstraat 402, Amsterdam

JUST KIDS
Patti Smith
Uitgeverij Ecco (2010)

Patti Smith door Robert Mapplethorpe
Pattis Smith door Anton Corbijn