Door andermans ogen

Anna van der Kruis
'Dichtbij Anna' (2016), Foto: Karin Jonkers

Het is 2016. Ik sta aan de bar en kom een vrijwilliger tegen. Hij weet dat ik al jaren op dit theaterfestival te vinden ben.  
Dat ik er als vijftienjarige in de horeca werkte. Dat ik er veertien jaar later mijn eigen voorstellingen toonde, samen met Productiehuis Brabant. Dat ik vervolgens, toen het Productiehuis ophield te bestaan na de cultuurbezuinigingen van 2012, drie jaar lang op het festivalplein stond. Tussen de biertjes en de gekleurde lampjes. Met korte, intieme voorstellingen die ik zelf schreef en produceerde en waarvoor ik eigenhandig de kaartjes verkocht.  

Dat het hard werken was en dat ik aan het einde van elk seizoen toch te weinig kaarten had verkocht om mijzelf en de mensen met wie ik werkte een redelijke gage te betalen, dat wist hij niet, denk ik. Ik had de artistieke kwaliteit van mijn werk en mijn hang naar avontuur altijd boven een realistische projectbegroting gesteld. Wat was ik trots na die drie jaar. En moe… Of nee, dat is een understatement. Ik was kapot. 

Daarom ontwikkelde ik eind 2015 samen met het festival een ontmoetingsprogramma. Ik wilde een-op-een in gesprek met bezoekers. Ik was nieuwsgierig naar wat zij meemaken, welke redenen ze hebben om te komen, wat hun kant van het verhaal is. Het festival zocht voor hun randprogrammering, iemand die de bezoeker wilde helpen verteren. Een goede combinatie, vonden de programmeur en ik. We noemden het ‘Dicht bij Anna’.  

‘Maar wat doe je dan precies?’ vraagt de vrijwilliger. ‘Gewoon kletsen,’ zeg ik. ‘En wijntjes drinken. En ik krijg er nog voor betaald ook! Goed hè?’ 
De allereerste avond zijn er, van de vijf mensen die tegenover mij plaats nemen, twee in tranen. Ik voel mij Marina Abramovich. Ik hoef niets te doen! Alleen aanwezig zijn: the artist is present. Oprechte interesse tonen. En af en toe een vraag stellen.  

Ik vergeet nooit de vrouw die in haar eentje naar een voorstelling gaat. Ze heeft het gevoel dat de voorstelling speciaal voor haar gemaakt is, omdat zij de enige is die hardop lacht. Ze weet niet zeker of ze het allemaal goed begrepen heeft, maar ze weet wel waar het voor haar over gaat; het verlangen naar iemand anders dan haar eigen partner. De behoefte misschien een keer vreemd te gaan. Ze heeft er nog nooit met iemand anders over gepraat en is dat ook niet van plan. Ze deelt haar ervaring met mij, en daar blijft hij.   

Of de Spaanse dansprogrammeur. Die een dansvoorstelling ziet waarin bijna niets gebeurt. Haar omschrijving is zo precies dat ik elk detail voor me zie. Mijn wekkertje staat op acht minuten, om ons een kader te geven. Na een tijdje denk ik: er klopt iets niet. Hij is niet afgegaan. Ik laat het haar zien. Ze valt even stil, dan herpakt ze zichzelf en zegt: ‘we hebben de tijd stilgezet.’ 

Na honderdvierenzestig gesprekken, verdeeld over drie edities, weet ik: ik vind dit werk te gek. Ik zie meer voorstellingen dan ooit, tweedehands. En ik voel me bevoorrecht, om zo dicht bij de ander te mogen komen. 
Voor het festival is het een unieke vorm van publieksonderzoek. Niet op basis van statistieken of evaluatieformulieren, maar op basis van persoonlijke verhalen. Ik maak contact en zij krijgen inzicht in de werking van hun programma.  

Als ik zelf naar het theater ga, kom ik vaak laat binnen. Met een vol hoofd. Ik zit stil. Houd mijn mond zo lang als de voorstelling duurt en als het afgelopen is, formuleer ik mijn mening. Ik onderbouw hem netjes, check of de andere aanwezigen het met me eens zijn. Vaak is dat zo, want ik zit tjokvol kennis over toneel en ik kan goed kletsen. Taakje volbracht, strikje erom, klaar.  
Ik bedenk niet dat het zo moet gaan, maar het gebeurt wel. Dat vind ik zonde. Als je een poging doet je ervaring onder woorden te brengen, als je met aandacht formuleert, in een gesprek, ken je er automatisch nieuwe waarde en betekenis aan toe. Je verkent die ervaring niet alleen, maar verankert hem ook. Zo werkt ‘Dicht bij Anna’. 

Op het festival waar ik met mijn ontmoetingsprogramma sta, zie ik niets zelf. Daarom moet ik goed luisteren. Veel doorvragen. Ik heb de mensen met wie ik praat niet eerder ontmoet, dus ik heb ook geen aannames over hen. Hoe iemand kijkt, hoe iemands hoofd werkt, ik heb er geen mening over. Daardoor is elke ontmoeting een verrassing.  

Het plezier van het formuleren vind ik ontwapenend. Van het samen zoeken. Maar goed, nu ben ik dus een expert. En nu heb ik iets nieuws bedacht: praten over beeldende kunst. Kijken wij als we een tentoonstelling bezoeken in een museum of een galerie wezenlijk anders? Voelen we in die omstandigheid ook de vrijheid om in gesprek te gaan met een volslagen vreemde? Of niet? En is er eigenlijk wel drank? 

Anna van der Kruis is toneelschrijver. Samen met Theaterfestival Boulevard en het Domein voor Kunstkritiek ontwikkelde zij ‘Dicht bij Anna’. In 2019 gaat zij hiermee voor het eerst naar een tentoonstellingsruimte.