De pijnloosheid van goede kunst

Klaas Koetje

Nadenkend over dit stuk doemt telkens weer de installatie Hell van Jake en Dinos Chapman op. Jammerlijk opgegaan in vlammen en door Dinos achteloos becommentarieerd als "Het is maar kunst, we maken wel een nieuwe". Ik prijs me gelukkig (!) dat ik dat werk in Groningen heb gezien. De overdaad aan gruwelen vormde een feest om naar te kijken en leidde tot het heroverwegen van ingesleten denkpatronen. Het is de kracht van zowel het kunstwerk als de kunstenaar(s) om over de grenzen van welke betamelijkheid dan ook heen te stappen. “Kunst macht frei”, hadden de Chapmans op een toegang tot een van de vele taferelen gezet.

Hiermee zijn in wezen twee antwoorden geformuleerd op vraagstellingen die aan Happygo- lucky ten grondslag liggen. Kan (hedendaagse) kunst een geluksgevoel bezorgen (ja dus) en kan kunst (nog) onbekommerd zijn (nee dus).

Om deze vragen aan de orde te stellen is een grote expositie ingericht in een leegstaande bedrijfshal in Leeuwarden. Museaal gemaakt door het plaatsen van wanden, tonen 24 kunstenaars werk dat door kunstinitiatief Voorheen De Gemeente (VHDG) bij elkaar is gezocht. Werk dat op enkele uitzonderingen na een reisje richting Leeuwarden de moeite waard maakt.

Er duikt echter een probleem op vanuit een andere hoek: het thema van de expositie drukt veel van het werk in een context waar het wellicht niet thuis hoort. Houden deze kunstenaars zich wel bezig met de (on)mogelijke onbekommerdheid van kunst of om maar aan te sluiten bij Joep Dohmen, filosoof te Utrecht, die een stuk over geluk en levenskunst in de catalogus heeft geschreven: “is men op zoek naar geluk?”

Opvallend is dat er een beangstigend uniforme perceptie naar voren komt waarbij schoonheid of geluk en de schaduwkanten daarvan nauwelijks het cliché over-stijgen. Neem de beelden van Anne Wenzel (1972). Pastorale tafereeltjes die met zwarte vergroeiingen of abstracte toevoegingen vooral geen kitsch willen zijn maar daar wel aan refereren. In een andere context zal meer oog zijn voor het vakmanschap van Wenzel en de spannende vormen die ze maakt.

Een aardige animatie (vreemd om alle audiovisuele werken aan te duiden als DVD) van de Japanse Motohoki Odani (1973) verstoort met het tonen van kikkers met uitgegroeide mensenoren de verder redelijk subtiele manier waarop Odani kennelijk genetische manipulatie aan de orde wil stellen. De animatie heeft veel fraaie en verontrustende details (vogels die voortdurend in een acht rondvliegen) maar leunt wel heel sterk op gekende beelden als dokter Spockachtige ingreepjes in een poging onrust op te roepen.

Iemand die zich mogelijk bewust is geworden van dit probleem is Jacqueline Lamme (1964). In haar nieuwste werk springt het venijn uit de idyllische afbeeldingen van een riviertje met een vissend jongetje en een toekijkend ijsvogeltje. Onaards realisme dat meteen wantrouwen wekt in tegenstelling tot ouder werk waarvan ook twee schilderijen zijn opgehangen. Daarop wordt de lieflijkheid tamelijk opzichtig met verfdruipers en vuil kijkende knuffelbeesten doorbroken, hetgeen leidt tot een gekunsteld venijn dat geen enkele pijngrens benadert. Iemand die de pijngrens ruim overschrijdt is Jans Muskee (1961), althans in twee van de vier geëxposeerde wascotekeningen. I love you is misschien nog wel het ergste. Een stel dat masturberend tegenover elkaar zit waarvan ieder een shirt aan heeft met de helft van de tekst “I love you”. Als je in een relatie zo tegenover elkaar komt te zitten en deze tekening schiet door je hoofd dan kun je er maar het best een eind aan maken. Zonder opgelegd pandoer weet Muskee door te dringen tot het gebied waar de pijnlijke vragen opduiken en de kijker gedwongen wordt tot reflectie. Dat is ook aan te treffen in de tekeningen van Roland Sohier (1950).

Puberale betweters Kees ’t Hart en Dick Tuinder (lees de waarschijnlijk grappig bedoelde emailwisseling van deze beide ‘grote kunstenaars’ in de catalogus waar een mengeling van dédain en middelbare schoolretoriek de toon zetten) etaleren de onnadenkendheid waarvoor de Italiaanse schrijver Italo Calvino impliciet waarschuwt en wat door VHDG als referentiekader voor deze expositie is gekozen: “lichtheid komt voort uit nadenkendheid”. Die nadenkendheid mis ik bij veel van het getoonde werk. Dat zal dan, Calvino volgend, de oorzaak zijn dat er zo weinig lichtheid valt te bespeuren in Happy-go-lucky. Lichtheid is natuurlijk iets anders dan de amusementskunst die op de Kunstvlaai zo ruim voorhanden was. Lichtheid verschaft zicht op nieuwe (denk)beelden en daar wordt een mens (althans ik) gelukkig van. Al is het maar even. Om die lichtheid te bereiken is het noodzakelijk dat er veel en pijnlijk wordt nagedacht. Daar begint wellicht de grote kunst en de goede kunst en Happy-go-lucky oogt een beetje te vermoeid om daar aan toe te komen.

HAPPY-GO-LUCKY, tm 11 jul

Organisatie VHDG, Industrieterrein Leeuwarden-West, Ampèrestraat 16, Leeuwarden, open wo tm zo 11-17