Artikel in samenwerking met Semester9
Mijn woorden gaan geen recht doen aan Vigil: Death and the Afterlife, de door Pim Lamme van Semester9 georganiseerde tentoonstelling. In Loods 6 op het KNSM-eiland in Amsterdam zijn 33 kunstwerken in een donkere ruimte van het voormalige pakhuis te vinden die een drang in mij ontwaken om meer van de kunstenaars te willen zien, meer over hen te willen weten en meer te willen begrijpen over welke gedachten schuilen achter het samenbrengen van dit alles. Een drang die ik al lang niet meer zo sterk heb gevoeld.
Om toch een poging te wagen tot het omschrijven van Vigil: Death and the Afterlife begin ik met wat voor mij aan het eind van het bezoek kwam: een gesprek met Doron Beuns, Oonagh McNamara en Thomus Dacosta. Respectievelijk de co-curator, redacteur en oprichter van de Shipton Gallery, de laatste van wiens netwerk de sleutel was voor het bij elkaar brengen van het project. Doron, een Amsterdamse kunstenaar en curator die in Londen woonde en werkte, en de Londense Thomus, besloten tot een ontmoeting en het maken van een plan na elkaar jaren te ‘kennen’ via Instagram. Het verlangen naar een samenwerking maakte van hun online verbinding een offline verbinding, die ook heeft geleid tot een ontmoeting met Pim. De kans deed zich vervolgens voor om de ruimte van Loods 6 te gebruiken met een bescheiden budget en een beperkte voorbereidingstijd. Wel lag er al een concept van curator Isabella Greenwood, die zich in haar praktijk bezighoudt met het leven, de dood en alles dat daar tussenin zit, zoals ontbinding, geesten en personen die door computers zijn bedacht.
Eén van de inhoudelijke begrippen die bij mij de meeste associaties opriep in het gesprek was de verwijzing naar de rivier de Styx, een godin uit de Griekse mythologie in de vorm van een rivier. De rivier verschilt van vorm en betekenis afhankelijk van de auteur, maar in essentie is het een waterlichaam dat de wereld van de levenden van de wereld van de doden scheidt. Een tussenruimte. Een plek met machtig water. Het drietal doet dan ook de suggestie dat de tentoonstelling als een reis kan functioneren tussen werelden.
Een best fysieke reis door de in oppervlakte én hoogte enorme ruimte. Ik waande me in een kathedraal die in diepte een beetje uit de hand is gelopen – als je de plattegrond bekijkt zul je zien wat ik bedoel. Dat gevoel werd versterkt door de pilaren aan weerszijden en de verdeling van de verschillende ruimtes, die een wandeling van de naaf, door het koor naar het altaar van de kathedraal had kunnen zijn. Dan is er ook nog de plaatsing van het werk van Bregje Sliepenbeek, die ik in deze context voor het gemak een enorme aluminium baldakijn noem, een overkapping die in een kathedraal boven het altaar staat. Ook hoor je constante engelachtige zang, alsof er ergens in de ruimte een jongenskoor op je wacht. Het blijkt uiteindelijk door AI gegenereerde Latijns gezang te zijn dat bij het werk van Melle Nieling hoort. Een installatie die sterk doet denken aan hoe een kist bij een begrafenis staat opgesteld, met daarop een foto en kaarsen, maar is de kist in dat geval een deur en is er naast de foto ook een video van iemand die een virtuele dood begaat.
Thomus wees me op curatoriele keuzes die het gevoel van een reis, of het doorkruisen van verschillende werelden impliceert. De tentoonstelling gaat van zichtbare lichamen, naar zichtbaar ontbindende lichamen, naar wat Oonagh in het gesprek ‘the post body’ noemt. Ik kan het denk ik beschrijven als wat nog op aarde aanwezig is van een lichaam dat ooit was, dat ooit zal zijn of waarvan de aanwezigheid alleen bestaat in het feit dat het is ‘bedacht’. Een conceptueel bestaan.
De werken gaan niet alleen visueel en conceptueel samen, maar er is ook een onverwoordbaar verband. Ik kan me voorstellen dat een aantal werken naast elkaar zijn ontstaan. Misschien niet in overleg, maar wel in een soort samenspraak, zoals twee verschillende bomen waarvan de stammen naar elkaar zijn gevormd omdat ze dicht bij elkaar zijn ontkiemd. Die non-verbale informatie kun je alleen inzetten als er een persoonlijke band is tussen de kunstenaars en het inhoudelijk team. Uit het gesprek met het inhoudelijk team bleek inderdaad dat zo’n persoonlijke band er tussen sommige betrokkenen al was, en er bij de rest naar wordt gestreefd. Een behoefte aan verbondenheid die wordt benadrukt door de website van Shipton Gallery, die geen ‘team’ of ‘organisation’ kopje heeft, maar ‘friends’.
De kunstwerken zijn divers in esthetiek en inhoud en kan ik collectief alleen omschrijven als dat ze niet in één blik te duiden zijn. Ik was aanvankelijk teleurgesteld omdat ik de eerste werken niet direct kon linken aan de titel. Ik had ook niks om me aan vast te houden, je moet het doen met een algemene introductietekst, en de plattegrond die verwijst naar de namen van de kunstenaars, de titels, het materiaal en de formaten. Ergens halverwege begon ik dat juist te waarderen.
Door de plaatsing, de visuele ambiguïteit en het ontbreken van de beschrijvingen van de werken word je gedwongen om zelf associaties te maken. Door het emotionele gewicht van de dood als thema en de persoonlijke ervaringen en herinneringen die dat oproept is deze tentoonstelling daar uitermate geschikt voor. Die ruimte voor interpretatie is er door gebrek aan informatie, maar ook door het gebrek aan licht. Je weet namelijk niet wat in de donkere hoeken van de tentoonstellingsruimte gebeurt. Het roept hetzelfde gevoel op dat je ’s nachts thuis kan overvallen: vrees dat die donkere hoek wordt bewoond door een inbreker, kwade geest of vriendelijk spook.
‘Keeping vigil’ – of het houden van een wake – is een daad van wakker blijven. Of in de woorden van de curator: “to engage in an embodied confrontation with mortality, asserting the very precarity of one’s own existence in the face of another’s passing”. Nu religie in de Westerse wereld op de achtergrond is geraakt is dat een daad die veel van ons is verleerd. De dood is alomtegenwoordig in het nieuws, maar in het dagelijks leven is er weinig plek voor. Niet alleen in onze interacties wordt het onderwerp ontweken, maar ook met skincare, fillers en andere cosmetische ingrepen wordt een poging gedaan om onze sterfelijkheid te negeren. Enige confrontatie met de dood wordt door ons zo lang mogelijk op afstand gehouden. Vigil: Death and the Afterlife confronteert ons met de dood aan de hand van werken die toegang bieden tot gevoelens en herinneringen die we doorgaans liever wegstoppen.
Veerle Driessen is schrijver en curator, en richt zich op projecten die hedendaagse kunst en sociologische kwesties combineren.