De Neo-romantiek van Hans Op De Beeck

Catherine Somzé
Hans Op de Beeck Table (1) 2006, courtesy RONMANDOS

De meer-dan-levensgrote witte tafel met witte stoelen, witte koffiekopjes, gebaksbordjes en bestek, lijkt onafgeruimd achtergelaten na een koffietafel met vlaai. Aan één zijde van de tafel staan een paar vuile asbakken, gevuld met peukjes; restjes kersenvlaai steken helrood af tegen het maagdelijk witte tafelkleed. Alsof het bevroren is in witte as, doet deze alledaagse setting van Hans Op de Beecks installatie Table (1) (2006) denken aan Pompeï. Maar om de voorstelling echt te doorgronden is een speciale vorm van archeologie nodig, één waarbij je verbeelding het meeste werk verzet. In de artistieke visie van Op de Beeck, die het epische van het hedendaagse leven als belangrijkste onderwerp heeft, zijn de toeschouwers zelf de echte winplaats.

De kleur wit roept natuurlijk een veelheid aan verwijzingen op, maar Op de Beeck kiest zijn kleuren en vormen vooral vanwege de manier waarop ze bijdragen aan het opbouwen van een parallelle wereld met een eigen specifieke logica, die de kijker in staat stelt te geloven in het mogelijke bestaan ervan. De coherentie van het geheel is cruciaal voor de geloofwaardigheid, en daarmee authenticiteit, van een werk. Maar, afgezien van het consequente gebruik van de kleur wit, het dramatische contrast met het kersenrood en de gelige sigarettenpeukjes, staat ook iets anders garant voor de expressieve kracht van dit werk: de incomplete of fragmentarische dimensie ervan. Dat slaat niet op de afwerking of detaillering van elk object (alleen al vanwege zijn uitzonderlijke vakmanschap neemt Op de Beeck een bijzondere positie in binnen de hedendaagse kunstwereld). Het gaat erom dat het werk pas in al zijn expressiviteit bevat kan worden, door de inbreng van de toeschouwer: degene die er juist geen deel van uitmaakt. Hij of zij is degene die in staat is het expressieve potentieel van het werk te activeren, datgene wat uitnodigt om je af te vragen welke beweegredenen hebben geleid tot de uiteindelijke totstandkoming van het schouwspel. De werken van Op de Beeck zijn podia voor mogelijke gebeurtenissen en emoties, zonder dat de kijker een specifieke verhaallijn wordt opgelegd. De blik van de toeschouwer maakt het tot projectie van zijn verbeelding en het is door dit proces dat het kunstwerk zijn actualiteit verkrijgt.

In de negentiende-eeuwse Romantiek wordt de nadruk gelegd op de intuïtie, verbeelding en het gevoel. Caspar David Friedrichs beroemde Der Wanderer über dem Nebelmeer (1818) is hier een goede illustratie van. Door een compositie die het onmogelijk maakt een helder zicht te krijgen op het landschap, is het de onmogelijkheid om te zien (of kijken) en de daaruit volgende uitnodiging tot verbeelden en fantaseren die de kracht van het werk bepaalt. Op dezelfde manier ligt de expressieve kracht van Table (1) meer in wat het niet laat zien dan in wat het ons daadwerkelijk toont. De tafel is geen simulatie van de werkelijkheid, maar een schepsel dat zelf simulaties produceert.

Een andere belangrijk element waardoor het werk van Op de Beeck zich laat definiëren in neo-romantische termen, is de manier waarop de kunstenaar het alledaagse leven en de stedelijke omgeving inzet als bron van sublieme ervaring. Zoals Charles Baudelaire schreef in Over het heldendom van het moderne leven, het laatste essay van zijn Salon van 1846: ‘Het stadsleven is vol poëtische en sprookjesachtige onderwerpen. Het sprookjesachtige is als de lucht om ons heen: wij baden erin, maar zien haar niet.’ In het schaalmodel Location (1) (1996), dat Op de Beeck internationale faam bezorgde, verwijst een kruispunt in een verlaten landschap zowel naar de mechanische autonomie van stadsverkeer als naar de paradoxale ervaring van het zich thuis kunnen voelen in the middle of nowhere. Zoals zijn schaalmodel van een huisinterieur, Christmas (2006) de onderhuidse grimmigheid van het gezinsleven lijkt te onthullen, voert Location (1) menselijke artefacten (snelweg, hoogspanningskabels, verkeerslichten) op als de wegwijzers voor een nieuwe sublieme ervaring. Op een zelfde manier suggereert Location (5), de levensgrote als trompe l’oeil opgezette reconstructie van een wegrestaurant op een viaduct, dat een snelweg net zo opwindend is om te bekijken als een natuurverschijnsel. Zowel in Location (1) en (5) leidt de vervreemding van de werkelijkheid de kijker tot een soort verheven bezinning. Vervreemding en de ervaring van het sublieme slaan de handen ineen en verschaffen een nieuwe toegang tot het zelf.

Het werk van Op de Beeck overstijgt op subtiele wijze de traditionele scheiding tussen afwezigheid en aanwezigheid, natuur en cultuur, vervreemding en zelfbewustzijn, en prikkelt daardoor de verbeelding om in het alledaagse de bron te zien van een nieuwe sublieme ervaring. De perfecte afwerking, de rijke detaillering en de verfijning van elk werk getuigen niet alleen van de waarde die Op de Beeck hecht aan de uiterlijke verschijning van het werk, maar vormen juist een essentiële dimensie van hun authenticiteit. Maar de ware artistieke grondstof waaruit Op de Beeck zijn werken optrekt, vormen de herinneringen en verlangens van de toeschouwer zelf.

HANS OP DE BEECK – ALL TOGETHER NOW… t/m 10 maart 2007, RONMANDOS, Prinsengracht 282, Amsterdam