De meester in W139

Vinken en Van Kampen

Bij binnenkomst valt de sfeer van een hangplek als een deken over je heen. Maar toch, vanuit dit nieuwe onderkomen in de krochten van het TPG-gebouw, lijkt het onder halleluja en manna bedolven W139 te loeren op kansen om in vlijmscherpe schaarbewegingen verlamde oude instituten links én rechts te passeren.

De inrichting – donker, lampenkappen, oude bankstellen, bar, humor – zal toch zéker een referentie zijn aan de begintijd van Nederlands meest succesvolle kunstenaarsinitiatief.
Zo was de Warmoesstraat, waar kunstenaars- zonder-geld met kunstmiddelen een eigen plek met eigen regels bevochten als een veilig heenkomen, ook voor de kunst. Om in het TPG-gebouw te kunnen manoeuvreren, deze door projectontwikkelaars en de gemeente ‘gestimuleerde’ postbroedplaats, wordt daarmee hard teruggevallen op de ‘style’ van de oude W139 (1979). Het kán het begin zijn van een strategie. Het is alvast een uitspraak over de rol van de ruimte en de te voeren tentoonstellingspraktijk. En het sluit aan bij het feit dat W139 door middel van interviews, debatten en publicaties ook bezig is met een historisch getinte zelfevaluatie. Dat alles zal toch de bedoeling hebben essenties te formuleren om de spieren te kunnen gaan ballen en daadwerkelijk een ‘nieuwe kritische discours in de Nederlandse kunstscene’ te veroorzaken?
Les Levine’s ontwerp voor een billboard, No New Artists uit 1991, is in 2004 een flyer voor deze expositie geworden. Het is een weinig uitnodigend beeld, dat echter past bij de ‘probleemstart’ van W139 in de kelders van het gebouw. De ruimte is enorm en er lijkt zat plaats voor nog heel veel ‘nieuwe’ kunstenaars. Vergunningen, wetten en brandweervoorschriften staken echter een stokje voor de feestelijke ingebruikneming van de héle kelder – zoals dat al eerder tot eindeloos uitstel leidde. Die ‘machten en regels van buiten het kunstdomein’ zijn zelfs verheven tot beeldbepalende elementen voor het werk van Carlos Bunga. Diens ruimtelijke ingrepen van bordkarton werden verordonneerd afgebroken te worden en zijn nu stapels papier in een vochtige hoek. Op een video wordt daar mismoedig over gedaan, maar het is niet zinvol om er lang bij stil te staan.

Behalve om de ruimte en W139 zelf, draait de tentoonstelling ook om het woordje ‘New’ in de slogan. Daarmee gaat het gelukkig ook over kunstenaars en kunstwerken. Want: what about Les Levine? Het No New Artists-statement wordt vanuit het oorspronkelijk politieke domein (1991, Bush senior is antikunst) teruggekatapulteerd in het kunstdomein. Terug in het eigen bolwerk, waar eigen wetten en voorschriften gemaakt kunnen worden. Waarna overigens blijkt – zie Carlos Bunga – dat de tijden wél veranderd zijn en dat het o zo moeilijk is om daar als kunstenaarsinstelling mee om te gaan.
In de begeleidende tekst bij de tentoonstelling staat pinnig dat het No New Artists-statement bedoeld is als uithaal naar al die tentoonstellingsmakers die zo macho alleen maar op jonge maagden jagen (op nieuwe jonge kunstenaars dus). De Rubensiaanse beeldspraak is geweldig en je verwacht meteen een expositie die als statement een inventarisatie van het werk van gelooide ‘powerplay’-kunstenaars met geschiedenis maakt. Onverwacht is het dan ook dat in de expositie bijna alleen jonge kunstenaars (de meeste net afgestudeerd van Rietveld en Sandberg Instituut) zijn opgenomen. Op één na. De ‘new artists’ (dan tóch zo genoemd in de begeleidende tekst) zouden zich hier (volgens diezelfde tekst) scharen als kuikens rondom Anne-Mie van Kerckhoven.

In de zeventiger jaren was Les Levine de eerste die sprak over mediakunst. Toen had dat nog niet ‘nieuwe’ als voorvoegsel nodig en betekende het gewoon ‘multi’ of ‘alle’ mediakunst. Maar toch, hij bedoelde nadrukkelijk ook steeds innovatief nieuwe media te incorporeren in het kunstenaarsarsenaal. De tentoonstelling wil een alternatief bieden voor de maagdenjacht. Het werk van Van Kerckhoven is dat van een gelouterde kunstenaar die al decennia de nieuwste beschikbare middelen inzet bij haar werk en daarmee steeds grenzen doet opschuiven. Ze is dus al lang geen maagd meer, maar wel: fris. In een grote sfeervolle ruimte zijn de nieuwste associatie-, registratie- en projectietechnieken effectief ingezet om de nagalm van een ongetwijfeld keiharde performance-geluidsexplosie van Club Moral en Mauro Pawlowski in stand te houden. In de zeventiger jaren stond het publiek bij een performance vaak als het ware achter een glazen wand te ‘genieten’. Nu is een performance alom te ervaren en interactief met het publiek, waarbij Van Kerckhoven tekenkrijt, beamer én computer inzet. Vernieuwing per se is niet hetzelfde als vooruitgang, die misvatting of gemakkelijke houding wordt bestreden. Het lukt: sommigen van de jonge kunstenaars jammeren bij hun nat karton over beperkingen buiten hun schuld of komen niet verder dan frutselige ingrepen in de veel te dominante ruimtes. Maar moederhen Anne-Mie zegt: kop op, grijp alle middelen met alle kracht. Zoals bijvoorbeeld Kevin van Braak ook doet met zijn technische stunt waarmee hij de relatie performer-publiek tot leven wekt. Die toch frappante opzet met een expliciete hiërarchie onder de exposanten maakt de plek een podium waarop in een meester-leerling verhouding een positieve boodschap aan de kunst wordt verspreid: een omgeving die steeds meer en steeds effectievere media biedt moet je gebruiken (maar veronachtzaam de verworvenheden van de geschiedenis niet!).

PS: Het is raadzaam aan de suppoosten te vragen waar, wat te zien is. Het werk van Kevin van Braak wordt op verzoek in werking gesteld.

NO NEW ARTISTS (WHAT ABOUT LES LEVINE?), Anne-Mie Van Kerckhoven i.s.m. Mauro Pawlowski, J. Lindfors, Heimir Bjorgulfsson, Kevin van Braak i.s.m. Pieter de Ruiter, Kathrin Schlegel en Carlos Bunga

22 oktober t/m 21 november, W139, Oosterdokskade 5, Amsterdam, open di t/m zo 13–19