De massa is de nieuwe elite

Gerben Willers, Ariadne Urlus

De presentatie-instellingen (kunstinstellingen zonder collectie) hebben recent heel wat kritiek te verduren gehad; dat ze elitair en daarmee ontoegankelijk zijn. Een insidersclub en niets meer dan dat. Waar geheel aan voorbij lijkt te worden gegaan is het wezen van de presentatie-instellingen als specialistische podia, net als die bestaan voor liefhebbers van boten (HISWA), sportauto’s (AutoRAI) of gezondheidszorg (de huisartsen-beurs in Ahoy). Nergens krijgen deze het verwijt ‘elitair’ te zijn, wel specifiek. Er is sprake van een gedefinieerde doelgroep die een gelijke interesse deelt en over een meer dan algemene kennis beschikt. Wie breed in kunst geïnteresseerd is gaat naar Art Amsterdam of Museum Boijmans van Beuningen. Wiens interesse nog specifieker is gaat naar een presentatie-instelling, de Appel of Showroom MAMA. Hoe groter het specialisme van de instelling is, hoe verfijnder – de interesse van – het publiek wordt. Het is het principe van een zeef.

Elitarisme is traditioneel een begrip dat gebruikt werd voor diegenen die vrijgesteld waren van arbeid en vanuit hun comfortabele positie lekker konden fröbelen en nadenken en vanaf een hoge stoel bepaalden wat goed was en wat niet. Het systeem kon in stand blijven door de massa buiten te sluiten van kennis. Maar de massa hoeft zich niet meer te laten zeggen wat goed voor haar is. Zij is niet onwetend, of hoeft dat niet te zijn. Mede dankzij de technologische en communicatieve ontwikkelingen zijn de arbeids- en gezagsverhoudingen veranderd. Er is – in een steeds grotere mate – toegang tot kennis, met een mogelijkheid tot mobiliseren als gevolg. De democratisering van kennis, maar vooral de democratisering van gezag, maakt dat niets meer van bovenaf bepaald kan worden. Het werkt nu eerder andersom. Van onderaf, vanuit een brede en divers samengestelde community wordt beoordeeld wat ‘done’ of ‘not-done’ is, de moeite waard of niet.

Gezagsverhoudingen zijn niet meer vanzelfsprekend, ook niet binnen de kunstwereld. De massa eist haar gezag op. Wat verfijnd uit de zeef is gekomen moet weer bij elkaar worden geveegd want: ‘Dat is goed en dat niet.’ De massa is de nieuwe elite, die via internetfora en sociale netwerken haar stem laat horen.

De politiek en het publiek eisen meer dan ooit een bredere opstelling en meer toegankelijkheid van de kunstwereld, maar de discussie kwam al veel eerder van binnenuit de kunstwereld zelf op. In 2006 schreven de jonge directeuren Edwin Jacobs en Stijn Huijts en conservator Meta Knol het pamflet Naar een mondig museum. Hierin gingen ze uit van een afbrokkelende rangen- en standenmaatschappij waarin plek was voor een geëmancipeerd burgerschap. Dit bracht een nieuw museumpubliek met zich mee met een andere kijk op de wereld en op kunst, een publiek met een eigen stem. De keuze om naar het museum te gaan was niet gekoppeld aan ‘ontzag voor kunst, cultuur en cultureel erfgoed’, maar aan betrokkenheid en kritische participatie. Musea en kunstinstellingen worden plekken waar (jong) publiek zijn persoonlijke positie in een complexe, gemondialiseerde wereld kan formuleren en ontwikkelen.

Deze discussie is vandaag nog altijd relevant, maar moet niet alleen plaatsvinden binnen de kunstwereld zelf. Presentatie-instellingen moeten weliswaar constant in contact blijven met deze discussies, het blijven immers kunstinstellingen. Artistieke vernieuwing vindt echter niet alleen plaats binnen de kunst, maar juist ook daarbuiten. Daarom kijkt MAMA naar wat er gebeurt buiten de kunstwereld, in het culturele en subculturele veld. Wat zijn de relevante en actuele sub- en tegenculturen en waar bevinden zij zich? Wat zijn nieuwe manieren om de wereld te beschouwen en hoe zet je deze andere kijk op de wereld om in beeldende producten, met andere woorden, hoe maak je dit overdrachtelijk? Leveren deze nieuwe inzichten vernieuwingen binnen het veld van culturele productie op?

De nieuwe avant-garde bevindt zich volgens ons niet binnen het geïnstitutionaliseerde kunstcircuit. Presentatie-instellingen moeten daarom op zoek gaan naar subculturen en naar werk dat gebaseerd is op deze culturen of waar deze werelden elkaar overlappen. Dat zullen waarschijnlijk niet de presentaties zijn die het meeste geld opleveren. En soms niet het meeste publiek.

De conclusie die hieraan kan worden verbonden is de volgende. Er is behoefte aan een nieuw soort specialisten dat in kunstinstellingen werkt. Deze nieuwe specialist heeft zijn equivalent in de nieuwe maker en het nieuwe publiek.
De driehoek instelling-maker-publiek is veel closer dan ooit tevoren, rollen zijn vaak onderling inwisselbaar en per situatie anders. De tentoonstellingsmakers van nu weten het niet beter dan kunstenaar of publiek, maar vervullen een specifieke rol in deze driehoek. De presentatie-instelling is daarbij een van de knooppunten; een semipermeabel knooppunt, waarin – voor een bepaalde periode – al die ingrediënten samenkomen en worden gedeeld met het publiek. Toegankelijker kan bijna niet. Vanuit deze rol, die vooraleerst functioneel bepaald is en niet gebaseerd op een gezagsverhouding, moet de tentoonstellingsmaker constant op zoek naar kunstenaars, publiek en de best mogelijke podia en platforms om het werk van de nieuwe maker binnen de best mogelijke condities te presenteren. De tentoonstellingsmaker moet aan de behoeften van dat nieuwe publiek tegenmoetkomen en hem met de best mogelijke condities faciliteren.

Van belang is het blijven bevragen van wat dan die condities zijn, zowel voor de kunstenaars als voor het publiek. Dit vraagt ook om gelaagdheid in presentatievormen, niet zozeer gericht op een breed publiek, want dat is er niet voor hedendaagse kunst, maar wel voor verschillende specialistische publiekjes die samen – niet noodzakelijkerwijs tegelijkertijd – een kritische massa vormen, met verschillende behoeften en competenties. Showroom MAMA kan hier uitstekend mee uit de voeten. Wel specialistisch maar niet elitair. Juist omdat MAMA van oudsher, naast ontwikkelingen binnen de kunst zelf, altijd al om zich heen keek naar andere culturele gebieden en bij haar presentaties de ervaring (niet de vraag) van het publiek voorop stelde. Zij kan en mag zich schaamteloos laven aan (wat iets anders is dan blindstaren op) de populaire cultuur, subculturen en jongerencultuur. Een zich steeds vernieuwende groep van jonge makers verbindt zich aan MAMA, als kunstenaars, als staf en als publiek, en vaak als alle drie tegelijk. Skaters en kunstenaars, performers, DJ’s en theoretici vinden elkaar in het knooppunt MAMA. Meer dan ooit is een dergelijke knooppunt relevant.
En meer dan ooit leeft het.