De grond onder onze voeten

Jan Kappers
Job Koelewijn, CINEMA ON WHEELS, 1999

Voor de deuren van De Pont in Tilburg is een klein bioscoopje opgetrokken. De vertoning is intrigerend. Vanuit een comfortabele bioscoopstoel wordt de bezoeker een panorama op de kruising Goirkestraat/Wilhelminapark voorgeschoteld. Een ogenschijnlijk onbeduidend tafereel met veel verkeer onder een asgrijze hemel. Het beeld is als een webcam vanuit één vast gezichtspunt geschoten en kent geen narratief of acteurs. Juist hierdoor weet een langsrijdende vrachtauto de volle aandacht te vangen en blijft deze vasthouden totdat hij uit het zicht is verdwenen. En toevallige passanten die zich een weg door het gure weer worstelen, worden ongevraagd belangrijke hoofdrolspelers in deze merkwaardige docu.

Het beeld is echter wel heel erg real life. Niet verwonderlijk, aangezien de kijker enkel door een flink gat zit te turen. Waar normaal gesproken een projectiescherm hangt, is een grote, rechthoekige opening uit de wand gezaagd. Dit is een kolossale kijkdoos waarin de positie van de kijker is omgedraaid. Met als bizarre overeenkomst dat ook vanuit dit perspectief een onbekende horizon voor de kijker wordt geopenbaard. De realiteit is, nu ze op deze wijze gepresenteerd wordt, ontegenzeggelijk anders. Dit intensiveren en bewust maken van omringende werkelijkheden is een belangrijk terugkerend thema in het werk van Job Koelewijn. Cinema on Wheels (1999) zoals dit werk is getiteld, is het veelbelovende openingstuk van zijn solotentoonstelling in De Pont.

Net als Cinema on Wheels speelt veel van het werk dat in de ruime hal van De Pont is tentoongesteld met onze zintuiglijke en cognitieve zekerheden. Dit begint bij de ingang van de expositiehal die pontificaal wordt geblokkeerd door The Clockshop (2003). In dit gekke klokkenwinkeltje dat qua sfeer en handelswaar enige reminiscenties aan de beroemde The Beanery van Edward Kienholz oproept, staan alle klokken stil. Het hele winkeltje zelf schommelt echter als een zenuwachtige slinger heen en weer. The Clockshop impliceert een soort Copernicaanse wending, een ontwrichting van een vertrouwde wetmatigheid waarbij niet de slingers in de klokken schommelen, maar waarbij de ruimte waarin de uurwerken staan zelf als slinger fungeert. Het is overigens aan de bezoeker zich precies op het goede moment langs het winkeltje en een muur te wringen om toegang te krijgen tot de tentoonstellingshal. Een enigszins angstige activiteit, die menig bezoeker dan ook doet besluiten elders langs een hekje de zaal in te glippen.

In Pavilion (1999) wordt de bezoeker vooral op zichzelf teruggeworpen. Aan alle vier de zijden van het werk, dat de vorm heeft van een telefooncel, zijn rolluiken aangebracht die simultaan open en dicht gaan. Men stapt in de kleine ruimte op het moment dat de luiken opgerold zijn. Dan sluiten zij zich langzaam en wordt de bezoeker volledig afgesloten van de buitenwereld. Het meest benauwende moment is wanneer de luiken de grond bereikt hebben en de laatste kieren tussen de losse delen van het rolluik zich van onder naar boven beginnen sluiten. In de snel toenemende donkerte lijkt het of de grond onder de voeten wegzakt. Pavilion is een meditatief moment, een plek waar het duister geobserveerd kan worden. Enkel totdat de ratelende rolluiken en het invallende licht dit fragiele ogenblik weer verstoren.

Heel interessant zijn ook de twee recente werken Horizon (2008) en Grond (2006-heden), waarin taal een centrale rol opeist. Het laatste werk bestaat uit een aantal netjes uitgelijnde sokkels met op elk een boek en een stapel cassettebandjes. De tapes bevatten opnames die Koelewijn maakte terwijl hij de boeken reciteerde, een voor hem belangrijke meditatieve bezigheid. Uit een jukebox schalt de stem van de kunstenaar die onder andere het Communistisch Manifest voordraagt. Deze ‘linguistic turn’ in het werk van Koelewijn steekt duidelijk af tegen de andere getoonde werken waarin zintuiglijke effecten een belangrijke rol spelen. Het is meer filosofisch of introvert maar het toont tegelijk een insteek waarin zijn conceptuele en op persoonlijke ervaring gerichte werkwijze herkenbaar is. Ook wordt het bekende openbare kunstwerk Formule B in herinnering geroepen, waarbij in het water van de Westersingel in Rotterdam kortstondig een versregel van Samuel Becket verschijnt in de vorm van opborrelende luchtbelletjes.

Ondanks dat er voor dit solo-overzicht in De Pont slechts een handvol werken zijn geselecteerd, heeft Koelewijn wel de ruimte gekregen. Dit komt de individuele werken zeker ten goede maar werkt niet mee de tentoonstelling als ‘één grote installatie’ te ervaren, zoals dat in de begeleidende tekst gesuggereerd wordt. Ook het afbakenen van verschillende exposities blijft problematisch in de kolossale ruimte. Zo gebeurt het bijvoorbeeld dat de bezoeker vanuit de Koelewijntentoonstelling plots voor een aantal doeken van Sigmar Polke staat, of dat men juist bij het bekijken van de vaste collectie weer met een verdwaald werk van Koelewijn wordt geconfronteerd. Maar dat dit versnipperde karakter eigenlijk ook inherent is aan het werk van Koelewijn, blijkt wel uit Red, Yellow and Blue (2008). Het bestaat uit drie lange, in gekleurd perspex opgebouwde gangen die de bezoeker naar een compleet andere plek in de hal leiden. Zo leidt de gele tube bijvoorbeeld al slingerend naar een donkere videocabine waar een film uit de vaste opstelling wordt vertoond.

Loco Motion biedt de bezoeker een klein maar mooi overzicht uit het oeuvre van Job Koelewijn. Maar degenen die bijvoorbeeld willen weten wat Koelewijns ideeën over de bevolkingsspreiding in de Flevopolder zijn, of die via een inpandige trampoline op een bovenliggende verdieping willen spieken, dienen een volgend overzicht af te wachten. De toevoeging van zulke werken had de tentoonstelling extra invalshoeken en dus meer body kunnen geven. Koelewijns oeuvre is er groot en divers genoeg voor.

LOCO MOTION
Job Koelewijn
t/m 22 juni 2008

De Pont
Wilhelminapark 1, Tilburg
www.depont.nl

Job Koelewijn, THE CLOCKSHOP, 2003
Job Koelewijn, RED & YELLOW & BLUE, 2008 (foto Peter Cox)