Chemie in tegenstellingen

Bob van der Sterre
Stefan Gross, FUNGITOWN (2013)

Bij binnenkomst in 38CC in Delft is er, als je niet oppast, meteen een aanvaring met een kunstwerk: een hangende maquette van een stad, bestaande uit talloze roze lijntjes, die door een ijverige kauwgumkauwer aan elkaar lijken te zijn geknutseld.

Je kunt eronderdoor kijken, bovenlangs kijken, kiezen voor een overview, of de details van een buitenwijkje bewonderen. Het is verleidelijk om in deze fantasiestad andere steden te zoeken. Het eiland heeft wel iets van Manhattan. Of is het Île de la Cité? En die brug, de Erasmusbrug?

Fungitown (2013) heet de maquette. Geen wonder, die naam. Kijk maar eens onder de stad door. Dit is een plek die ontstaat zoals fungi ofwel schimmels ontstaan. Overal zie je jonge scheuten opkomen: deze straten en gebouwen groeien.

Spelen met industriële vormen is voor Stefan Gross een vorm van vertier. Silo’s, varkensstallen, scheepskranen en olieraffinaderijen giet hij in plastic. Hij neemt ze niet al te letterlijk; de objecten zijn meestal een aanzet voor mysterieuze fantasievormen. Het doel is niet, zoals zo vaak, om de onmenselijkheid van de industrie te laten zien. Alleen al de keuze voor plastic (immers bewerkte
aardolie) is een liefdesverklaring. Ik zie een bewondering voor het soort vormen dat je bijvoorbeeld ook ziet wanneer je op station Pernis uitstapt, waar je je vergaapt aan de bizarre structuren van de petrochemische industrie.

De zachtroze kleur van het plastic maakt de objecten opvallend menselijk. Als ik eens per toeval zap,
passeer ik altijd nét zo’n medisch tv-programma wanneer de camera inzoomt op een half opengesneden lichaam. Dat glimmende, lillende roze van je binnenste, daar doet deze kleur aan denken.

Je kunt in het werk ook kritiek lezen. Figuurlijk: cultuur is plastic geworden. Of letterlijk: in de oceaan
drijft zoveel plastic dat het een naam heeft gekregen, the plastic garbage patch. Maar zo’n werk als Fungitown wordt beter wanneer de achterliggende gedachte dubbelzinnig blijft. Mensen van iets willen overtuigen is meer het terrein van de heren en dames politici. Laat de kunstenaar maar lekker spelen.

In dezelfde expositieruimte hangen ook metershoge foto’s van Hans Wilschut. Bij een foto van een achterafstraat in Hongkong zien we weer buizen uit gebouwen komen: honderden buizen verstopt achter een gebouw, zoals je ook thuis je kabels probeert weg te werken. Het is alsof ze in het steegje een kolonie hebben gesticht.

Wilschut specialiteit is het fotograferen van ongewone stadsarchitectuur: van een buitengewoon smal gebouw in Hongkong tot een pleintje in Lagos. Zo kun je dromerig staren naar de rand van Shanghai, vanaf de bergen gezien. Een prachtplaat, vooral omdat ze de stad terugbrengt tot wat die is: een zee van gebouwen die aanschurkt tegen beboste natuur.

Op het eerste gezicht lijkt het een merkwaardige keuze, deze twee samen: twee kunstenaars voor de prijs van een. Maar het is een geslaagde combinatie, met name omdat de tegenstellingen bijna perfect zijn. Waar het ene beeld groot is, is het andere klein. Waar het ene kleurrijk is, is het andere monochroom. Waar de een 2D is, is de ander 3D.

In beide zalen worden deze tegenstellingen op speelse wijze opgezocht. De ene zaal is licht, de andere
donker. In de ene zaal hangen de werken van Wilschut aan de muur en vind je Gross’ maquette in het midden. In het andere zaaltje hangt een foto van Wilschut in het midden en staan de werken van Gross aan de kant.

Het lastige is wel dat de heren vanaf heden misschien wel aan elkaar zijn vastgekleefd als een Siamese kunsttweeling. De chemie geeft ze wind mee. Ik vermoed dat ze bij twee solotentoonstellingen wel wat aan kracht zullen verliezen.