Binnenlopen bij Academiegaleries

Herman Verhagen

Ok, er is kunst en er is een markt, daartussen ligt een conflict. Als kunst autonoom of integer moet zijn, moet je geen rekening houden met een publiek. En wil je kunst verkopen, moet je niet integer zijn. Een lastig en bekend conflict. Tot in de jaren negentig was er de wijdverbreide opvatting dat kunst en markt elkaar bijten en dat een kunstenaar zich vooral moest kunnen uiten, één en ander ondersteund door een BK-regeling en overig gemeenschapsgeld. De BK-regeling is opgeheven, alle menselijke uitingen en behoeften zijn inmiddels vermarkt. Het gros van de academies heeft de boodschap begrepen en is projectbureaus en academiegaleries gestart. Dat is ideologisch misschien minder goed, maar wel zo realistisch. De kunstenaar wordt geacht ‘cultureel ondernemer’ te zijn en dus moeten de opleidingen ervoor zorgen dat de volgende generatie op z’n minst een vermoeden heeft hoe je dat aanpakt. Zeker omdat het kunstonderwijs is ondergebracht in het beroepsonderwijs, dus meer steunt op een praktische poot dan op een theoretische.
Van de elf academies in Nederland zijn er vier die een academiegalerie hebben (Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Groningen) en vrijwel allen hebben een projectbureau. Projectbureaus koppelen kunststudenten aan opdrachtgevers, zodat ervaring wordt opgedaan met het in opdracht produceren van kunst. Academiegaleries geven (ex-)studenten de kans ervaring op te doen in het exposeren, ze beogen bepaalde studenten een duwtje richting de kunstmarkt te geven of ze zijn een pr-instrument voor de academie.
In het eerste geval is er geen directe noodzaak een galerie buiten de academie te vestigen. Voorbeeld hiervan is het Rietveld Paviljoen in Amsterdam, dat letterlijk omsloten ligt door de academie. Het is een glazen exporuimte waarvoor studenten zich kunnen intekenen om iets tentoon te stellen. Er is geen curator of criterium; elke student heeft toegang (als de lijst niet vol is). In Maastricht was er ook zo’n inpandige tentoonstellingsruimte met intekenlijst, die inmiddels weer bezet is door een stillevenschilderklas en dus ter ziele is. Hoewel het leek dat de Maastrichtse Academie zich liet leiden door de overtuiging dat studenten pas na de academie de confrontatie moesten aangaan met de boze buitenwereld, blijkt dat zij nu toch op zoek is naar een publieke ruimte, in de stad, desnoods tijdelijk, waar studenten hun werk kunnen presenteren en waar in elk geval gezocht wordt naar een relatie met die buitenwereld.
De tweede categorie wil een actief tentoonstellingsbeleid voeren met een samenhangend programma of op z’n minst samenhangende tentoonstellingen. De Utrechtse Academiegalerie is een prachtige ruimte op een geweldige locatie die bijna onzichtbaar is als je niet weet dat-ie er is. Een uithangbord zou vermoedelijk het dubbele aantal bezoekers binnenbrengen. De galerie is een initiatief van de afdeling Beeldende Kunst van de HKU, wordt er door gefinancierd, maar is elders gehuisvest. Curator Peter van Dijk heeft niet al te veel kans om zich curatorieel te uiten want is afhankelijk van wat de HKU hem te bieden heeft. Samen met drie docenten vormt hij een galeriecommissie die of een tentoonstelling initieert en daar (ex-)studenten bij zoekt of reageert op voorstellen van studenten. Verder zijn er vaste programma-onderdelen, zoals de tijdens het schrijven van dit stuk lopende tentoonstelling waarin de kandidaten voor de Piet Bakker Prijs 2005 te zien zijn. Dit zijn werken van bachelors in photography, interior architecture, fine art en visual art & design. Daar is best een aardige tentoonstelling uitgekomen, hoewel het werk geen samenhang heeft behalve dat men geselecteerd is voor de prijs.
Doelstelling van de galerie is om studenten de kans te geven te exposeren, maar ook – juist vanwege de locatie in het centrum – de buitenwereld kennis te laten maken met wat er binnen het instituut HKU zoal gebeurt. Voorgaande expositie was een aantal interieurontwerpers met hun werk. Niet het beste ooit gemaakt, maar toch best interessant om te zien. Ter voorbereiding op de beroepspraktijk is het van belang studenten te leren hoe een plek in een tentoonstelling in te nemen, hoe werk zich kan verhouden tot ander werk, hoe teleurstellend het ook kan zijn als je werk eenmaal te zien is geweest, de opening achter de rug is en weer opgeruimd moet worden, want hoewel er bezoekers zijn wordt er niet verkocht (wat overigens wel kan). Zo’n ervaring doe je niet op in bijvoorbeeld het Rietveld Paviljoen.
In Rotterdam is afgelopen april Blaak 10 geopend. Niet op Blaak 10 – waar de academie is – maar in de Witte de Withstraat, nummer 7a. Curator is Natasa Heydra; zij stelt tentoonstellingen samen die linken met de academie. Dat kan werk zijn van (ex-)studenten en docenten, maar ook van mensen buiten de academie. Criterium is de kwaliteit van het werk en de presentatie ervan. Blaak 10 is een van de academie onafhankelijke stichting.
Op het moment van schrijven is er de tentoonstelling Ciao Nykarleby, waarin een drietal ex-studenten laat zien wat ze hebben meegemaakt tijdens een residency in Finland. Tevens werk van Albert Braun – een Fin die verbonden is aan die residency – en Oskar Lindström.
De presentatie is heel professioneel. Een prachtige plek op A-locatie, inclusief videokelder. Maar het is geen kunst die we zien in Blaak 10, eerder een verzameling indrukken van Finland. Wat ook best leuk is. Een documentaire over de rare gewoonte van de plaatselijke jeugd om met tractoren door de stad te racen, een documentaire over het doormidden zagen van een wc-hokje in de tuin, een bootje met zingende kinderen et cetera. Interessanter is een video van Oskar Lindström die een mislukt project van zichzelf (waarin hij naar eigen zeggen op Finse wijze één wil worden met de natuur) registreert en de tekeningen van Hidde van Schie. Hoewel die laatste ook niet echt overtuigen. ‘Maar’, schrijft hij, ‘Het plan was om tijdens mijn residentie in Nykarleby alles te tekenen wat in me opkwam en dat heb ik ook gedaan’. En tentoongesteld dus.
Eigenlijk valt de Rotterdamse Academiegalerie meer onder de derde categorie: het pr-instrument voor de academie. Is in Utrecht nog expliciet uitgangspunt dat studenten de kans moeten krijgen hun werk te (leren) exposeren, in Rotterdam gaat het om kwaliteit en professionaliteit van de galerie en dus meer om het imago van de Willem de Kooning Academie. Dat kan een keuze zijn, hoewel ik me afvraag waarom Blaak 10 dan een stichting is en geen professionele, commerciële galerie. Lijkt me voor de exposanten ook veel leuker en leerzamer; ‘Hoe maak ik mijn werk verkoopbaar?’ eerder dan ‘Hoe stel ik mijn werk tentoon buiten de academie?’
Tevens een mooie explicitering van het failliet aan idealen bij de academies in het algemeen. Stel je voor: ‘Onze missie is studenten opleiden tot cultureel ondernemer’.

PIET BAKKER PRIJS 2005, t/m 5 november 2005
Academiegalerie, Minrebroederstraat 16, Utrecht

CIAO NYKARLEBY, t/m 13 november 2005
Academiegalerie Blaak 10, Witte de Withstraat 7a, Rotterdam

Website Herman Verhagen