Caché als allegorie, Haneke als moralist

Herman Verhagen

Al eerder liet Michael Haneke ons prachtige facetten zien van de diamant die mens heet. In Funny Games, waarin een gezin wordt getreiterd en stuksgewijs vermoord; in Temps du Loup, waarin een ongedefinieerd gevaar dreigt dat mensen ertoe brengt alleen nog uit zelfbehoud te handelen. Nu draait Caché, dat de spanning in intermenselijke verhoudingen toont. Een spanning gebaseerd op een dreiging van vrijwel niks, een spanning die van binnenuit komt en is ingebed in een cultuur van angst.

Caché toont een gezin dat plots anonieme videotapes krijgt opgestuurd waarop hun huis te zien is. Urenlang. “Et?” (…) “Rien”, is de openingsdialoog tijdens het kijken naar de eerste tape.

Inderdaad: er gebeurt niks op de video. Naast de anonieme video’s gebeurt er sowieso niks dat het gezin bedreigt. Er is alleen suggestie van dreiging. Door het vermoede gevaar loopt de spanning op tussen de gezinsleden Georges, Anne en hun puberzoon Pierrot. We zien onhandige tafelgesprekken en ingehouden reacties wanneer de bel ‘s avonds laat onverwacht nog gaat. Vooral Georges reageert ongecontroleerd en wanneer op zekere nacht Pierrot niet thuiskomt, wordt het hem allemaal te veel. Maar hij weet wel een schuldige aan te wijzen: Majid, zoon van Algerijnse ouders die op de boerderij van Georges’ ouders werkten en in 1961 omkwamen bij protesten van Algerijnen in Parijs. Vervolgens dachten Georges’ ouders Majid te adopteren, maar de zesjarige Georges wilde deze concurrentie voorkomen. Hij verzon dat Majid vreemde bloedingen had en voor zijn ogen een haan slachtte om hem bang te maken. Blijkbaar overtuigde dit, want de één na laatste scène van de film laat in een prachtig gefilmde flashback zien hoe Majid tegen zijn zin wordt weggevoerd naar een weeshuis.

Dus Majid wil na al die jaren wraak nemen, denkt Georges, ook al blijkt dit geenszins Majids intentie. Tegen het einde volgt een scène waarin Majid zijn eigen keel doorsnijdt in het bijzijn van Georges. “Ik wilde dat je erbij was,” zegt hij en valt neer. Daags daarna op zijn werk, komt de zoon van Majid Georges vragen hoe het is om de dood van een mens op je geweten te hebben, maar deze reageert fel: hij laat zich geen slecht geweten aanpraten. Het is niet zijn schuld.

Georges handelt als een aangevallen dier dat alleen maar kan verdedigen. Waar Anne’s moedergevoelens en Pierrots puberteit hun gedrag verklaren, is Georges’ psychologie minder eenduidig. Hij lijkt meer een personificatie dan een personage. In elk geval: zelfbehoud motiveert hem. Wanneer Georges – geleid door de video’s – Majid na vele jaren opzoekt, is het Majid die hem zegt dat hij veel te verliezen heeft. ‘En een mens doet veel om niets te verliezen’. Maar wat heeft Georges dan te verliezen? Als de dreiging zo nietig is (slechts videotapes) en er zoveel is dat hij doet om niets te verliezen, dan moet datgene wat hij bezit wel heel kwetsbaar zijn.

Wat datgene is? Waarschijnlijk de bezwering van angst. De angst voor het onbekende. Die bezwering krijgt vorm door het onbekende als schuldige aan te wijzen voor datgene dat eigenlijk onhoudbaar is in hemzelf. De wereld is een bedreiging (zie Funny Games, Temps du Loup): dat is de natuur en ook de natuur van de mens. Cultuur houdt die bedreiging buiten (zie ook La Pianiste van Haneke). Het willen behouden van die cultuur veroorzaakt xenofobie. Als mensen geen contact willen hebben met hun natuurlijke gevoelens die onrechtvaardig en gewelddadig zijn, is het vechten voor cultuur geblazen en dat doet Georges. Ten koste van het onbekende, de ander. Georges wil dit niet zien, ‘staat in zijn recht’, ontkent zijn schuld, zijn verraad aan Majid, middels belachelijke argumenten als ‘Ik was zes!’, ‘Hij wilde mijn plek innemen’ en ‘Wel erg wrange humor om je de keel door te snijden’. Als intellectueel heeft Georges bij uitstek kennis van onze cultuur; hij torst de schuld van de samenleving met zich mee en wil daar niet méér van weten dan middels de – dubbele – fictie van zijn literatuurprogramma op televisie. De werkelijkheid is te zwaar voor hem, hij zet zijn huwelijk op het spel om maar niet te hoeven toegeven hoe schuldig hij is. Hij ‘verbergt’ zijn geweten en kan uiteindelijk alleen maar halfziek gaan slapen, moe van de confrontaties, heerlijke vergetelheid.

Zoals Georges als personage zijn schuld bedekt, zo doet Georges als personificatie van onze cultuur dat ook. Het schuldbewustzijn over ons vreemdelingenbeleid is zo zwaar dat we ontkennen: wij zijn niet schuldig aan ons gedrag, maar juist het onbekende, die vreemdeling.

Caché is een allegorie en Michael Haneke blijkt een moralist. Onze westerse cultuur is er één van onderdrukking en ontkenning, wat niet zonder slachtoffers gaat. Daarentegen toont Haneke onschuldige en oprechte vreemdelingen. Het is een soort omgekeerd fascisme, waarbij de ander kwaliteiten worden toegedicht die men bij zichzelf niet kan plaatsen. De film maakt daardoor veel duidelijk, hoewel de werkelijkheid gecompliceerder is.

CACHÉ, regie Michael Haneke, Frankrijk, 2005, 117 min., 35 mm.
Distributeur 1morefilm, in 14 bioscopen

Website Herman Verhagen