Er heerst een intieme sfeer in Castrum Peregrini. Dat komt deels doordat de tentoonstelling niet zo groot is, maar ook door de persoonlijke inhoud van de meeste werken. De insteek van de tentoonstelling is namelijk het tonen van herinneringen van de kunstenaars. Deze kunnen fictief, ‘waargebeurd’ of herinneringen van iemand anders zijn. De curator, Ronit Eden, vertelt tijdens de opening dat zij werken geselecteerd heeft die erg persoonlijk zijn voor de kunstenaars. Maar de kunstwerken werpen ook herinneringen op voor de curator zelf, waardoor de tentoonstelling een soort visual diary van Eden zelf is.
Bij het openen van de tentoonstelling citeert Eden Max Koker, de broer van de in de kampen gestorven joodse schrijver David Koker: “I read David’s diaries again and again, I do not remember anymore which are my memories and which of them are my brother’s memories.” Die gedachte illustreert het spel met en onderzoek naar de vorm en betekenis van herinneringen in deze tentoonstelling. Want dat is wat Eden met de tentoonstelling probeert te doen en dat lukt. In search of lost time roept nieuwe vragen op over het geheugen, de waarneming en de herinnering en geeft mogelijke antwoorden.
De tentoonstelling begint voor mij met drie pentekeningen van kunstenaar Peter Goldschmidt. Het eerste wat me opvalt zijn de jaartallen die onderaan de tekeningen staan; ze zijn in de eerste jaren na de Tweede Wereld Oorlog gemaakt. De tekeningen zijn sinister. Één ervan doet me denken aan de deportatie, maar lijkt na langer kijken een min of meer normale treinwagon te zijn. Toch kleeft er een verscheurde, onrustige en onveilige sfeer aan de tekeningen.
Door mijn introductie tot de tentoonstelling en de oorlogsgeschiedenis van Castrum Peregrini, een vroeger onderduikadres voor vijf joodse kunststudenten, vraag ik mij af of de tentoonstelling ook niet over de Holocaust gaat. Als je een tentoonstelling over herinneringen organiseert in een vroeger onderduikadres lijkt me dat iets waar je niet omheen kan. In verschillende werken is er een historische laag te vinden, maar door de uiteenlopende perspectieven van de veertien, niet uitsluitend joodse kunstenaars, kun je daar geen algemene uitspraak overdoen. Al vraag ik me bij sommige werken af of ik, als iemand die niet erg thuis is in de joodse cultuur, niet informatie mis om het werk te kunnen begrijpen.
Dit gevoel krijg ik voornamelijk bij het werk van de Israëlische Ronit Porat. Haar werk in deze tentoonstelling is ook de afsluiting van een vijf weken durende residency in Castrum Peregrini. Volgens de beschrijving bij haar werk is ze als detective te werk gegaan in haar onderzoek naar de overgebleven spullen en documenten van de vijf joodse kunststudenten die tijdens de oorlog in van Castrum Peregrini verbleven. Het resultaat is een vitrine met een selectie niet eerder getoonde spullen en documenten die ze bij haar zoektocht vond.
Daarnaast zijn op een witte muur een selectie op papier geprinte foto’s in groepjes of rijtjes geplaatst. Een handgeschreven tekst naast de foto’s refereert aan de ervaringen van de onderduikers en hun helpers. Het wordt mij niet duidelijk wat de relatie is tussen de beelden onderling en de bijschriften op de bordjes. Mij zegt de combinatie van kapot lelietje-van-dalen, Romeins beeld, adelaar met een vrouwenhoofd, steen en een tekst over de waarneming van de façades van grachtenhuizen niet zoveel. Wat me daardoor meer opvalt is de manier waarop de tekst is aangebracht. Er staan nogal wat spellingsfouten in, er zijn wat dingen doorgekrast en een deel van de hulplijnen staan er nog. Het komt vrij onzorgvuldig over en lijkt niet opzettelijk bij het werk te horen.
Als ik later weer langs langs Porats werk loop zie ik twee vrouwen staan, waarvan een van hen tot mijn verbazing een pen uit haar tas vist en de tekst op de muur bewerkt. Dit blijkt later de vroegere lerares Engels van de kunstenaar te zijn die voor de neus van haar, niet protesterende, oud leerling de spelling en grammatica van de tekst op de muur verbetert.
Halverwege de trap naar de eerste verdieping word ik geconfronteerd met een moeilijk te duiden, heftige geur. Als sterke opwekker van herinneringen en associaties voelt het logisch dat geur ook meedoet in een tentoonstelling over herinneringen. Omdat ik er in de eerste instantie voorbij loop, duurt het even voordat ik de bron van de geur gelokaliseerd heb, waardoor ik verder aan ongeveer elk kunstwerk ruik, wat ik normaal niet direct zou doen.
De vreemde geur blijkt een werk van Servet Kocyigit te zijn. Het is een uitgebreide verzameling boeken, voornamelijk romans. Ik besluit de boeken een voor een op te pakken om aan de binnenkant te ruiken. Elk boek blijkt een eigen geur te hebben gekregen, in sommige gevallen lijkt de geur bij het verhaal te passen en dat lijkt ook de opzet van de kunstenaar te zijn. Wat ik hier jammer aan vind is, los van dat ik een liefhebber ben van de geur die boeken zelf hebben, is dat één geur per boek naar mijn idee nooit recht kan doen aan het uitgebreide palet subtiele gevoelens en gedachten die een (goed) boek doorgaans oproept. Maar het kunstwerk maakt me hierdoor wel extra bewust van al deze mogelijke gevoelens en gedachten en de al dan niet vergeefse poging deze te vangen zet me aan tot denken.
Andere kunstenaars die deelnemen aan de tentoonstelling lijken, in plaats van proberen herinneringen te vangen, ze enkel te willen delen. Sommigen van hen op onsentimentele ‘objectieve’ wijze, zoals de diaprojecties van het leven van Nan Goldin. Goldins werk All by Myself is geïnstalleerd in een ingebouwde kluis met een openstaande deur. Het zijn rauwe niets verhullende en intieme foto’s en ze worden hier getoond als iets kostbaars dat normaalgesproken verborgen is. Het zijn foto’s van Goldins leven vanaf haar jeugd, waarop te zien is hoe ze ouder wordt en verschillende fases doormaakt. Dit werk toont daarmee juist de vergankelijkheid aan, alsof ze vluchtige momenten van een leven dat voorbijgaat registreert.
De kracht van deze tentoonstelling zit dan ook in de veelzijdigheid, er wordt geen eenduidige vraag gesteld of eenduidig antwoord gegeven. Zo wordt met een open houding herinneringen onderzocht en de rol die de herinnering speelt in het heden. Daarmee onderzoekt Castrum Peregrini ook zichzelf en hoe het gevormd is door zijn beladen geschiedenis.