De KunstRAI heet sinds een jaar Art Amsterdam. Met die naamsverandering moet de jaarlijkse beurs meer internationale allure krijgen. De eerste stappen zijn wat dat betreft gezet; ten opzichte van de vorige editie was de buitenlandse vertegenwoordiging dit keer veel groter met zelfs een galerie uit het Zuid-Koreaanse Seoul. Echt onderscheidend zijn de meeste buitenlandse stands echter niet. De enige die er echt uitsprong, deed dat in negatieve zin. De Deense Galerie Moderne presenteerde in weerwil van zijn naam enkel Cobra en Cobra-aftreksels van vaak bedenkelijk niveau.
De meeste Nederlandse galeries zijn natuurlijk zelf al heel nadrukkelijk internationaal georiënteerd, zodat veel buitenlandse kunstenaars hier ten lande al uitgebreid te zien zijn geweest. Tim Braden bijvoorbeeld, wiens bijzonder vormgegeven drieluik met een schip en koersberekeningen op een schoolbord een van de hoogtepunten van de 2007 editie was. Zelfs al doet de opzet sterk denken aan de scheepvaartserie van Tacita Dean.
In andere gevallen wordt van (bijna) gevestigde namen lang niet altijd het beste werk getoond. De op Art Amsterdam bij Grimm Fine Art geëxposeerde stukken van Daniël Richter en Jonathan Meese maken de positieve ophef over hun werk alles behalve begrijpelijk. Eveneens Duitse kunstenaars als Andreas Gefeller en Joachim Grommek hebben kort geleden solotentoonstellingen bij respectievelijk Dubbelbee en Vous êtes Ici gehad waarbij hun werk veel beter tot zijn recht kwam. Door op ware grootte gefotografeerde, landschappelijke details aan elkaar te plakken, maakt Gefeller grote fotowerken die juist door hun natuurgetrouwheid sterk vervreemdend zijn. Joachim Grommek is een schilder met een weergaloze techniek die zich heeft toegelegd op trompe-l’oeils. Hij schildert (let wel: hij beschildert niet) werkelijk niet van echt te onderscheiden hardboard en plakband en zet die ‘materialen’ op een speelse en geestige manier in om commentaar te leveren op belangrijke abstracte schilderijen van bijvoorbeeld Mondriaan.
Grommek hint in zijn werk naar twee opvallende trends. De eerste is dat het postmoderne citeren in sommige gevallen is verworden tot een kritiekloos kopiëren waarin het spel dat Grommek speelt totaal ontbreekt. Vooral Yves Klein is door diverse kunstenaars op zo’n manier als bron gebruikt dat het woord inspiratie in dat verband ongepast lijkt.
De tweede trend is interessanter: veel werk neigt naar het abstracte. Die tendens wordt echter gecombineerd met een streven naar authenticiteit dat tot uiting komt in een nadrukkelijke presentatie van kale materialen. Grommeks geschilderde hardboard is daar een voorbeeld van, maar meer kunstenaars leggen als het ware de ondergrond van hun werken bloot om daarmee te benadrukken dat hun werk is gemaakt en niet bedacht. Deze abstracte beeldende kunst is als het ware van theorie ontdaan en lijkt zich meer te richten op een creativiteit die voor alles authentiek moet lijken.
Het zoeken naar het authentieke is daarnaast nog steeds duidelijk zichtbaar in de onderwerpskeuze van veel figuratieve kunst. Bij iemand als Stijn Peeters (Galerie Josine Bokhoven en Galerie Hein Elferink) is de actualiteit volop in zijn doeken doorgedrongen. Uit zijn Zondvloed met een aan Rubens herinnerende robuuste mythologie, spreekt behalve een hang naar het grootse ook het verlangen grip te krijgen op een kolkende tijd. Marjolijn de Wit (Galerie Willy Schoots) is met een grovere streek gaan schilderen waardoor haar werk aan urgentie wint. De Wits werk stoelt op contrast. Onrustbarende gebeurtenissen uit de actualiteit dringen door in een paradijselijke droomwereld waardoor een niet direct oplosbare spanning ontstaat. Veel andere kunstenaars zoeken hun heil liever in de confrontatie. Hun werk is rauw en schokkend, maar hun vaak eendimensionale beroep op de authenticiteit heeft uiteindelijk weinig impact omdat het te dicht op het nieuws zit. Geweren, vliegtuigen, Palestijnse sjaals en gebombardeerde steden; als authentieke ervaringen tellen voor sommigen blijkbaar alleen de meest hevige.
Hoe overtuigend het verwerken van actuele thema’s kan zijn, liet de solopresentatie van Rinke Nijburg bij De Praktijk zien. Onder meer zijn Neon met een blank en een donker meisje in Oud-Hollandse klederdracht, roept op een ontroerende manier vragen op over het behoud en verlies van identiteit. Hoe kun je vasthouden aan normen en waarden in een tijd waarin alles voortdurend verandert? Bij Nijburg, wiens oeuvre doortrokken is van een heel eigen christelijke geloofsbeleving, wordt een dergelijke vraag meteen relevant, vooral omdat het in een even krachtige als toegankelijke taal wordt vormgegeven. Neon en de andere werken van Nijburg getuigen van een persoonlijke betrokkenheid bij de thematiek, iets wat ontbreekt bij veel andere op Art Amsterdam vertegenwoordigde kunstenaars. Het grootse en meeslepende leven dat zij presenteren blijft iets van buitenaf. Als iets achter een etalageruit dat hevig wordt begeerd.
ART AMSTERDAM, 9 t/m 13 mei 2007
Parkhal, Amsterdam RAI
Europaplein 22, Amsterdam