Volgens Elias Canetti moet men zoveel mogelijk terughoudendheid betrachten bij het bijeenbrengen van de verschillende kunsten. Wellicht geldt dat adagium ook voor het gelijktijdig tentoonstellen van beeldende kunstwerken die in wezen heel verschillend zijn. Toch is dat juist de liefste wens van menig conservator of galeriehouder. De beïnvloeding die dan ontstaat, is hoog spel. De inrichter van de tentoonstelling riskeert dat het zicht op de kwaliteit van de afzonderlijke kunstenaars vertroebeld raakt in de dialoog die de werken met elkaar aangaan. Daar staat tegenover dat als de expositie geslaagd is, de complexiteit van de verschillende beelden de beleving van de beschouwer juist intensiveert. Dat, om bij de beeldspraak te blijven, de tentoonstelling zich ontwikkelt tot een prikkelend en vruchtbaar gesprek.
Bij de reeks presentaties die in het Apeldoornse kunstenaarsinitiatief Archipel onder de noemer Echo 1, 2 en 3 werden georganiseerd, heeft samensteller Jasper van der Graaf de lat nog wat hoger gelegd. Niet alleen bracht hij telkens twee kunstenaars uit verschillende disciplines bijeen, hij koos bovendien voor kunstenaars die direct of indirect in relatie staan met abstracte kunst uit eerdere tijden. De serie tentoonstellingen wil daarmee een uitspraak zijn over de hedendaagse abstracte kunst. Zoveel uitgangspunten maken Echo op voorhand pretentieus. Van der Graaf lijkt zich hiervan bewust te zijn geweest, want hij heeft de expositieruimte steeds sober en zorgvuldig ingericht.
Bij de exposanten van Echo 3 Martijn Schuppers en Gerco de Ruijter speelt het procédé een belangrijke en verbindende rol. Schuppers is een schilder die door middel van een bijzondere techniek abstract werk maakt, dat zich door zijn opvallende kleur en het voor schilderijen opmerkelijk gladde oppervlak nadrukkelijk over het schilderen op zichzelf uitspreekt. Wie de doeken bekijkt, denkt overgeschilderde foto’s te zien. Schuppers’ doeken zijn moderne trompe-l’oeils. De ontstane vormen lijken aan de natuur ontleend te zijn. Ze doen denken aan koraal of spons. Door de verrassende kleureffecten dringt zich bovendien de associatie met maanlandschappen op, maar de amorfe, organisch aandoende structuren blijken het gevolg van het chemisch bewerken van egaal aangebrachte verflagen.
Hoe intrigerend de techniek ook mag zijn, de kwaliteit van het werk hangt niet van de gebruikte methode af. Het opmerkelijke aan Schuppers’ schilderijen is dat ook als men het begeleidend schrijven ongelezen laat en blijft geloven dat het overgeschilderde foto’s zijn, het beeld blijft spreken. Met andere woorden: het werk verwondert even sterk als men zich niet om de totstandkoming ervan bekommert. De doeken laten iets zien dat tegelijkertijd vertrouwd en onbekend voorkomt en dat spanningsveld verleent de schilderijen hun aantrekkingskracht. Gerco de Ruijter fotografeert landschappen door zijn camera aan een vlieger te hangen. De gemaakte foto’s worden verder niet bewerkt, maar de toevalligheid van het procédé wordt door de kunstenaar min of meer geëlimineerd door uit een grote hoeveelheid foto’s een zorgvuldige selectie te maken. Hij combineert zijn bijzondere manier van werken met een esthetische keuze, waardoor de techniek niet de overhand krijgt. De natuuropnamen blijken overtuigende abstracte composities te zijn. Net als bij Schuppers is hun beeldende kwaliteit groot genoeg om het werk niet af te doen als het al dan niet geslaagde gevolg van een experiment.
‘Het is vooraf onzeker of contrasten of juist samenbindende factoren zullen overheersen’, staat in de folder die ter gelegenheid van de drie Echo-tentoonstellingen is uitgegeven. In Echo 3 blijken het vooral samenbindende factoren te zijn; het werk van Schuppers en De Ruijter past opvallend goed bij elkaar. Zowel de verwantschap als de verschillen tussen beide kunstenaars zijn zo duidelijk aanwezig dat hun werken de wederzijdse beïnvloeding gemakkelijk kunnen doorstaan. Daarbij moet ik echter opmerken dat de geestverwantschap tussen beide kunstenaars zo pregnant is dat het geheel van deze tentoonstelling veel meer wordt dan de som der delen. Dat neemt niet weg dat het werk van zowel Schuppers als De Ruijter genoeg kwaliteit heeft om op eigen kracht te overtuigen. Bij de vorige tentoonstellingen in deze reeks had Archipel de deelnemende kunstenaars gevraagd werk direct in de expositieruimte aan te brengen. Zowel Schuppers als De Ruyter hebben dat niet gedaan, maar onder meer om praktische redenen is de installatie die architectonisch beeldhouwer André Kruysen voor Echo 2 maakte, voor deze tentoonstelling gehandhaafd. Kruysen heeft in de vide van de tentoonstellingsruimte een subtiele constructie van witte vierkanten aangebracht, die, omdat hij zich boven het hoofd van de bezoekers bevindt, weliswaar niet erg opvalt, maar wel nadrukkelijk van invloed is op de beleving van de ruimte. Het is werk dat zich lastig beschrijven laat, omdat het zo duidelijk is geënt op de ruimte waarin het zich bevindt. Daarin ligt haar grote kracht. Het gaat als het ware deel uit maken van die ruimte, op een bescheiden, maar uiteindelijk niet te missen manier.
Alle drie de kunstenaars hebben in het tentoongestelde werk het evenwicht gevonden tussen beeldtaal en techniek. Zowel Kruysen als Schuppers en De Ruijter zijn er in geslaagd om de duidelijke concepten van waaruit ze werken in overtuigende beelden om te zetten. Dat hun werk zo bijzonder goed bij elkaar past, is daarbij een van de aardigste verrassingen van Echo 3.
ECHO 3, Martijn Schuppers, Gerco de Ruijter, tm 27 juni
Archipel, Marktstraat 24, Apeldoorn, open do tm zo 13-17