Of Mice and Men gaat over de mens, met al zijn verlangens, teleurstellingen en tekortkomingen, aldus de samenstellers van de 4e Biënnale van Berlijn. De titel, ontleend aan het treurigstemmende, gelijknamige boek van John Steinbeck uit 1937, had niet treffender gekozen kunnen worden om de sfeer te typeren van een stad die uit zijn voegen barst. Curatoren Massimiliano Gioni, Maurizio Cattelan en Ali Subotnick kozen ervoor om vooral door ‘kleine details’ het universele en ‘la condition humaine’ te representeren. Zij weigerden de Biënnale vanuit een concept samen te stellen of nieuwe trends te brengen. Ze kozen voor kunst en kunstenaars die zij eenvoudigweg graag wilden zien en ontmoeten. Het team bevestigde daarmee tegelijkertijd een opvallende tendens: bij de huidige kunstbiënnale ligt niet zozeer de nadruk op nieuwe ontdekkingen (alsof kunstenaars tot onontdekte ‘soorten’ behoren, aldus Cattelan), maar lijkt zij veeleer een uiting te zijn van een bepaalde tijdsgeest.
De Biënnale vindt plaats in en rondom het kunstcentrum KW. Gekozen werd voor plekken ‘waar veel verhalen en levens samenkomen’ en die de levensstadia van de mens symboliseren. “De meeste kunstenaars maken hun werk niet in dergelijke smetteloze ruimtes,” aldus Subotnick. Werk van meer dan 70 kunstenaars – voor het overgrote deel blank en mannelijk – is te zien op de begraafplaats, de kerk, een kelder, een paardenstal, een bouwkeet, drie woonhuizen en een voormalige, joodse meisjesschool, in de Auguststrasse. De presentatie in de school vond ik inhoudelijk gezien de meest interessante. De aftandse staat van de klaslokalen en gangen droeg bij aan een sfeer, die je zintuigen op scherp stelde bij het aanschouwen van de installaties.
Daar zag ik het indrukwekkende Wagon (2006) van Robert Kusmirowski (1973, Lodz). Gedreven door zijn fascinatie voor objecten uit het verleden, misleidt deze Poolse kunstenaar ons met zijn replica’s die bijna niet te onderscheiden zijn van de oorspronkelijke objecten. In het grootste lokaal op de bovenste verdieping stond pontificaal op rails en bielzen zijn bruin, verweerde treinwagon, die gelijk de vraag opriep hoe hij hier was binnengekomen. Na bestudering van alle onderdelen is niet anders te concluderen dan dat elk detail minutieus was nagemaakt met karton, papier-maché en styrofoam, zelfs tot en met de moeren, die, zo vertelde de suppoost, de kunstenaar uit hout had gesneden. Het hele gevaarte riep de fatale jodendeportaties in herinnering.
Een zekere nostalgie en melancholie vinden we ook terug in het videowerk van Tacita Dean (1965, Canterbury). In Presentation Sisters (2005) volgen wij de dagelijkse gang van bejaarde nonnen in een klooster in Cork. Hun leven, geïnspireerd door een roeping die niet meer van deze tijd lijkt te zijn, ontvouwt zich in al zijn eenzaamheid en stilte.
Raadselachtig en adembenemend tegelijk was de film Weight (2005) van de Belg Michael Borremans (1963, Geraardsbergen). Om de hoek van het klaslokaal waar een aantal tekeningen en schilderijen van zijn hand waren te zien, werd je oog opeens getrokken door een ‘levend’ beeld in een lijst: een superrealistische close-up van een meisje met vlecht, dat heel langzaam draaide om haar as. Het riep een sfeer van verstilling en ‘unheimlichkeit’ op.
Opmerkelijk vond ik ook het werk van Roger Ballen (1930 New York). Sinds de jaren negentig maakt hij foto’s van verarmde, blanke Zuid-Afrikanen die op het platteland wonen. In kale, vervallen ruimtes poseren de, niet zelden fysiek en mentaal gehandicapte, ‘Boers’ in houdingen en situaties die door de kunstenaar geënsceneerd zijn. Het levert groteske, surreële en aangrijpende taferelen op, waarin het onderscheid tussen mens, dier en object bijna wegvalt. Door de verrassende beeldcombinaties wordt hun verwrongen overlevingsdrang benadrukt.
Biënnales blikken niet alleen vooruit maar kijken ook terug. Aangrijpend zijn de foto- en videowerken van Francesca Woodman (1958, Denver – 1981, New York) uit de jaren zeventig. Haar werk lijkt een continue zoektocht naar de grenzen van het lichamelijke, naar een vrouwbeeld dat niet gedicteerd wordt door maatschappelijke conventies en idealen. In de zwart-wit foto House #3 (1975–78) zien we een lege, vervallen kamer met scherven en repen papier op de houten vloer. Door een wazig stuk papier of behang waarachter een vrouw schuil gaat, wordt haar verschijnen dan wel verdwijnen gesuggereerd. Woodmans zoektocht leidde tot een fataal einde.
Weemoed en deemoed domineren de sfeer op de 4e Biënnale. Vlijmscherp commentaar of maatschappijkritiek is ver te zoeken. Bij twee installaties was dat overigens wel het geval, ook al kon je ze evengoed over het hoofd zien. In een immense lege paardenstal lagen onopvallend in een hoek kopieën van de brief waarin Pawel Althamer (1967, Warschau) protesteerde tegen de uitzetting van een Turks gezin dat al 17 jaar in Berlijn woonde. De bouwkeet, waarin de video Rotterdam-Rostock van Erik van Lieshout (1968, Deurne) verhaalt over zijn confronterende en bizarre ontmoetingen met neonazi’s en zwervers tijdens een fietstocht door Duitsland, was tijdens de openingsdagen continu ‘geblokkeerd’ door meterslange wachtrijen.
OF MICE AND MEN: 4E BIËNNALE VAN BERLIJN, t/m 28 mei 2006, Auguststrasse 69, Berlijn